Vrijdag 25 t/m maandag 28 september
Na mijn werk bij Wilco hebben wij direct het nodige in de camper gegooid en zijn 's middags meteen vertrokken voor een paar dagen in de bergen.
De eerste bestemming is het pas door Wilco gekochte hutje op de hei, een grange in de bergen bij Alus les Bains. Een grange is een klein schuurtje dat de bergboeren vroeger gebruikten voor opslag van hooi en als dierenstal. Deze granges zijn nu veelal omgebouwd tot vakantiehuisjes. We wilden deze eens van dichtbij bekijken.
Die hut is alleen te bereiken over een bobbelig graspad door de weilanden van andere eigenaren. Het is goed dat het al een tijd droog weer is, anders had ik het niet aangedurfd met de camper.
Maar het is daar een prachtig plekje voor de liefhebber, mooi aan de langsstromende bergrivier. Met een hengel is daar een lekker middagmaal te verschalken. Er moet nog wel het een en ander aan die hut gebeuren voor het bewoonbaar is. De vorige eigenaar, een Engelsman, heeft zich hoofdzakelijk bezig gehouden met het graven van vijvers. Ook mooi als je er van houdt.
Die avond knalt het even flink door het dal. Enkele jagers proberen daar nog even wat wild te verschalken. Van ons mogen ze stoppen en van de overheid ook want het schijnt een jachtloos weekend te zijn. Maar die nacht is het gelukkig doodstil op die plek.
De volgende morgen, schranzelen en slippen we weer weg. Een 4x4 aandrijving is daar wel zo gemakkelijk.
We gaan de col d’Agnes over, een mooi bergpas waar we al een paar keer eerder te vroeg in het jaar voor hebben gestaan en die toen gesloten was wegens sneeuw. Het is zaterdag, het is prachtig weer en het is overal druk met wandelaars. De mensen nemen het er nog even van, net als wij.
We nemen ook nog even een zijdal mee langs het riviertje Vicdessos, waar we nog nooit eerder geweest zijn. Het was daar ook wel mooi, maar om deze tijd van de dag en deze tijd van het jaar kunnen de zonnestralen de bodem van het dal niet bereiken. We rijden de hele tijd in de schaduw. Je zult er maar wonen, je ziet hoog boven je de bergwand in de zon liggen en zelf verkommer je in de schaduw. Met een auto is dat nog niet zo erg, je draait om en rijdt weer naar de zonneschijn.
Maar door deze ellende duurt het wel te lang voor we een geschikte pauzeplaats vinden. Dan zijn we al lang weer in een ander gebied. Het gebied van de Ascou. Bij een mooi stuwmeertje vinden we eindelijk de gezochte lunchplek in de zon.
We vervolgen na deze lange pauze onze weg weer over mooie smalle kronkelige wegjes. Niets om over naar huis te schrijven, maar o zo mooi. Het gaat bijna in wandeltempo over de bergen. Soms tot verdriet van mensen met meer haast. Maar die laten we zo nu en dan passeren en zijn ze ook weer blij.
Zo komen we ook langs bijna verlaten dorpjes met oude grote gebouwen, een overblijfsel van vroegere tijden met geneeskrachtig water.
Aan het eind van de dag komen we bij Prades op de N116 uit en wordt het tijd om een plek voor de nacht te zoeken. Dat schijnt in Vinça te kunnen volgens de routeplanner.
Dus wij gaan daar op af en kunnen die genoemde plek weer eens niet vinden. Maar dat is niet erg. Voor het kerkhof is een grote lege parkeerplaats met volop ruimte voor rustzoekende camperaars. Van de buren geen last zou je zeggen, ware het niet dat er ook een camping naast ligt met verscheidene late Nederlandse gasten. Maar ook dat valt mee.
Twee Nederlandse mannen komen langs om hun Frans uit te proberen en vragen of wij daar blijven staan. Totale onbegrip als ik dan in het Nederlands antwoord geef. Hoe kan dat nu, een Nederlander met een franse camper? Dat kan ik uitleggen.
Zij staan met hun campers op een andere, meer lawaaierige, parkeerplaats en denken er over om bij ons te komen staan. Maar ze hadden al een fles wijn op en durfden niet meer te rijden. Des te beter.
Gorges de la Fou.
Via een prachtige kronkelige bergweg komen we de volgende dag aan in het meest zuidelijke dal van Frankrijk. De hele sfeer is daar anders als in andere delen van Frankrijk. Het voelt hier echt zuidelijk aan. De natuur, de dorpen en de huizen zijn anders. Dit deel van het land heeft dan ook in vroeger eeuwen één geheel gevormd met het Spaanse Catalonie en dat is te merken.
De bezienswaardigheid hier zijn de Gorges de la Fou.
Een diepe en lange kloof van soms nog nauwelijks een meter breed. Deze kloof is te bezichtigen tegen een kleine vergoeding en dan mag men via een stalen rooster die kloof een eindweegs inlopen. En omdat we toch in de buurt zijn doen we dat ook maar.
Het is inderdaad een indrukwekkend geheel. Huizenhoog toornen de steile rotswanden boven ons uit, terwijl beneden onze voeten het snel stromende water bruist. En afhankelijk van de regentijd, zal dat bruisen ook wel eens bulderen worden.
Jammer dat die stalen passerelle, zoals dat looppad wordt genoemd, het geheel behoorlijk ontsierd. Maar men moest wat om het te kunnen laten zien.
De warme hap die we daarna kopen in het restaurant is jammer genoeg niet geslaagd. De frites waren koud, de karbonade verbrand en de hamburger niet gaar. Maar we zijn er toch even uit.
Nog een paar foto’s van de gorge als je hier op klikt.
Na een korte klim en een lange afdaling komen we vervolgens in Spanje aan en ik moet er in één keer aan denken dat ik de paspoorten thuis heb gelaten.Maar aangezien we daar nog nooit naar gevraagd zijn zal dat nu ook wel niet gebeuren en rijden rustg aan met een grote boog terug naar Frankrijk om bij Bourg Madame weer de onzichtbare grens over te gaan.
De overnachting zal deze keer onder aan de muren van de oude vestingstad Mont Louis zijn.
Het is een afgesloten parkeerterrein waar we voor 4 euro mogen overnachten en ook nog de camper kunnen voorzien van vers water en de afvaltanks kunnen lozen.
We staan daar weer heel alleen. En die stad is ’s avonds volledig uitgestorven, net als ieder Frans dorpje.
De volgende morgen is er meer drukte, de café terrassen zitten al vol met fransen die hun petite café en een croissantje nuttigen. Ook komt er al een touringcar met dagjesmensen de parkeerplaats opdraaien.
Tijd dus om te vertrekken.
Gorges de la Carança.
De volgende bezienswaardigheid die op ons programma staat zijn de Gorges de la Carança bij het plaatsje Thuès-entre-valls.
Hier schijnt alweer een kloof te zijn die de moeite van het bekijken waard is. We gaan dat zien.
Via een klein, smal slingerpaadje komen we voor een slagboom te staan. Die gaat open als we 4 euro in een automaat duwen. 4 Euro omdat we een camper hebben en geen gewone auto. Maar dan mogen we ook op een speciale camperplaats staan en 24 uur blijven. Dat willen we helemaal niet, we willen een bezienswaardigheid komen bezien en dan weer vertrekken.
Maar het is niet anders.
Volgens een bordje schijnt het verboden te zijn voor honden, maar een langskomende beheerder zegt dat hij niets ziet. Wel een beetje triest voor die man.
We trekken de wandelschoenen aan en gaan op goed geluk op pad. Veel informatie is er niet, of we kijken niet goed.
We volgen een pad langs een rivier tot een tweesprong en kiezen voor rechtsaf. Dat gaat een tijdlang vermoeiend stijl omhoog tot weer een tweesprong. We kiezen de route de corniches. Een corniche is een pad of weg dat zich op een zekere hoogte redelijk vlak langs een helling slingert. Dus dat loopt wel makkelijk.
Het pad is erg smal en loopt akelig dicht langs de afgrond. Ik neem voor alle zekerheid Filou maar aan de korte lijn. Onszelf kunnen we vasthouden aan een staalkabel die aan de rotswand is bevestigd. Gelukkig wel.
Na ruim een uur lopen komen we voor een ijzeren ladder te staan. Nu hebben we een probleem, Filou kan geen trap beklimmen en ik ga hem niet dragen. Dus zit er niets anders op dat terug te gaan. Geeft niet, ook tot nu toe vonden we het al erg mooi.
Maar later komen we er achter dat we het meest spectaculaire deel hebben gemist. Klik maar eens op deze video, dan zul je het zien.
We gaan terug naar de camper en genieten nog een poos van de zon. Maar dan moeten we weer verder, richting huis. Dinsdag moet er weer gewerkt worden.
Om nog even wat van de bergen te zien kies ik een klein wit wegje dat naar het noorden slingert.
Oei, oei, dit is wel heel erg smal met weinig uitwijkplaatsen. En dat gedurende vele kilometers. Maar het is wel erg leuk om te doen. Deze camper trekt zich van steile hellingen niks aan. Daar raast hij zo tegen op en dat rijdt toch een stuk prettiger dan met de oude camper. We komen gelukkig gedurende die 15 smalle kilometers maar twee auto’s tegen en dat ook nog net bij een uitwijkplaats. Zo gaat dat meestal.
Na het passeren van een dorpje dat daar verscholen ligt in het nergens, wordt de weg iets breder zodat de zorgen weer voorbij zijn. We gaan nu via de kortste weg naar huis. En dat is lang niet altijd de snelste, blijkt wel.
Maar wat geeft dat.