verhalenarchief

zondag 1 juni 2008

Spanje en Portugal. februari 2004

We hebben besloten om maar weer eens een reisje te ondernemen. Het is februari 2004, het is hier niet warm en dus gaan we de zon opzoeken. De tocht moet maar eens naar het zuiden. Daar zijn we nog nooit geweest en er is van alles te ontdekken, want het zuiden is heel groot.

We vertrekken dinsdag 10 februari 2004 om 10 uur uit Esplas. We zijn nog niet in Brie of ik kom tot de ontdekking dat ik de hondenketting vergeten ben, dus maar weer in de achteruit.
Weer thuis zie ik dat ook de poort en werkplaatsdeur nog wagenwijd open staan. Er gaat niets boven een degelijke voorbereiding.

Na deze valse start opnieuw vertrek.
De N20 is druk wegens de vakanties, alles is op weg naar de sneeuw in de bergen. Wij gaan ook door de sneeuwgebieden richting Andorra. Dit is 130 kilometer en duurt 2,5 uur. Alle wegen zijn goed schoon en de zon schijnt volop, dus de koffiestop op een parkeerplaats op de La Pasa een plaatsje net over de grens is een genoegen. Dan dieselolie tanken voor 0,50 cent per liter, Een gunstig belastingklimaat heeft wel wat.

Andorra-stad is heel druk en we rijden er zo vlug mogelijk doorheen. We zijn hier al eens eerder geweest en we hoeven commerciële centrum niet meer te zien. De stad is één grote koopgoot en er hangt geen fijne sfeer.
Bij de Spaanse grens rijden we in de douanefuik en moeten we even stoppen. De achterdeur moet open. “Whisky, sigarettes” is de vraag van de beambte.” Nee, natuurlijk niet”. Even een peinzende blik naar binnen en weg is hij en wij dus ook. Mijn betrouwbare uiterlijk geeft de doorslag.
We rijden Spanje in via de weg richting Lleida, een stad die naar mijn moeder is genoemd. Een mooie weg leidt ons langs een riviertje door een breed en soms heel smal dal. Bij Lleida rijden we met een grote boog om de stad naar Fraga. Het is inmiddels bewolkt, de zon is weg en het wordt vroeg donker. De eerste dag is het altijd wat moeilijk om een vrije overnachtingplaats te vinden, dus gaan we in Fraga kijken bij de camping, een plek ver weg van alles en heel eenzaam gelegen. Dat is ook niet alles, dus gaan we verder.
20 Kilometer verder in Mequinenza is een kleine gemeentecamping aan de doorgaande weg, het is halfzes en bijna donker, dus we stoppen. De poort is open en wij mogen erop, wij zijn wel de enigen. De camping ligt aan een stuwmeer in de rivier de Ebro. De avond is koud en de kachel met de ventilator moet volop aan. We hebben een rustige nacht en de bakker is dicht in de buurt, wat wil je nog meer. Voor Filou is het feest, want de bakkersvrouw komt speciaal voor hem naar buiten met hompen oud brood.


De volgende dag vertrekken we om 9.00 uur. Helaas is er vandaag geen zon en weinig zicht. Het belooft volgens het boek een mooie route te worden door een eenzaam en onherbergzaam gebied. Helaas, zodra we het dorp uitzijn is er een dichte mist en zien we dus weinig van de beloofde mooie omgeving. Dan, na 50 kilometer door de mist is er ineens weer de zon. Het landschap is nog steeds mooi maar niet spectaculair en na Tereuel wordt het zelfs wat saai. Alle wegen waarover we rijden zijn zo goed als nieuw, alle oude kronkelwegen zijn vervangen door goede snelle asfaltbanen. Het gaat hier duidelijk goed, mede dank zij Europese subsidies. Het is nergens druk. Tegen 6 uur een plekje voor de nacht gezocht en gevonden in een dorpje Castillo de Goreimunzo. Daar is bij een kasteelruïne, die opgeknapt wordt en verlicht is, een grote parkeerplaats die helaas ’s avonds ook gebruikt wordt door 5 grote zandauto’s.
Na een moeizaam mistig begin was het de rest van de dag stralend mooi weer. Deze avond hoeft de kachel nog maar een beetje aan.

Donderdagmorgen worden we pas om 8 uur gewekt door de startende vrachtwagens, dat valt dus nog mee. Om 9 uur vervolgen we de N420, een goede doch saaie weg. Na anderhalf uur rijden zijn we bij Consuera, van verre zijn de beroemde 12 molens en de ruïne te zien. Boven op een heuvel in het verder vlakke Spaanse land staan zes typisch Spaanse witte molens. Ooit in het verre verleden hebben ze strijd geleverd met don Quichotte, of was het andersom? Zij staan er nog….

Stoelen buiten en koffie drinken in de warme zon. We nemen een uitgebreide pauze. Na het eten om halfdrie zijn we pas weer vertrokken.
In Ciudad Real wordt een nieuwe route gepland en we rijden over een stuwdam die een prachtig grillig meer gevormd heeft, het lijkt wel een fjord. De hoogvlakte waarover we daarna rijden is werkelijk woest en ledig, heel uitgestrekt en stenig en alleen geschikt voor de schapen. Er woont niemand en op de weg komen we bijna niemand tegen.

De landerijen eerder op de dag waren keurig netjes onderhouden, geploegd en ingezaaid. We zien veel olijfboomgaarden en druiven. Andere bomen staan al volop in de bloei (amandelen?). Het voorjaar is hier duidelijk een stuk vroeger dan boven de Pyreneeën.
Na enig zoeken vinden we ’s avonds een hopelijk rustig parkeerplaatsje bij een sporthal in de kleine stad Castuera.
Hier moeten we maar overnachten. Tegen 8 uur flaneert, loopt en rijdt iedere inwoner van dat stadje door het centrum en de winkelstraten; het is een drukte van jewelste. Het is duidelijk dat hier de avond laat begint en laat eindigt. Franse dorpen zijn ’s avonds altijd uitgestorven, wat een verschil!
En het blijft lang warm voor februari en de kachel hoeft niet aan vanavond.

Na een onrustige nacht, wegens het heel lang te keer gaan van een waakhond bij een naburig restaurant, zijn we zoals gewoonlijk om 9.15 uur vertrokken. Via de op de kaart groen aangegeven route 413 gaan we verder naar het zuiden. Om het moeilijk te maken hebben de Spanjaarden het wegnummer veranderd in ex 103 zodat ik lang niet weet of we goed zitten. Waarom de weg met groen is aangegeven is mij niet duidelijk, hij is wel mooi daar niet van, maar een groen streepje waard, nee.
We rijden door een landbouwgebied, wat wijngaarden en wat olijfgaarden. Dun bevolkt, maar alle grond is tot in de puntjes bewerkt en onderhouden. Geploegd, ingezaaid en kaarsrecht aangeharkt.

Omdat er weinig parkeerplaatsen zijn hebben we op een pad naar een ver weg gelegen boerderij gegeten en anderhalf uur in de zon gezeten. Onderweg zien we tientallen bewoonde ooievaarsnesten boven op de elektriciteitspalen!

Bij Barron gaan we de Portugese grens over en als het stoptijd is om 6 uur zien we bij het plaatsje Sao Domingos een camper aan de overkant van een meer staan. We gaan even kijken en het blijkt een mooi aangelegde parkeerplaats te zijn, uitstekend geschikt voor een overnachting.
We hebben nog even een fietstochtje door het dorp gemaakt. Het blijkt een oude mijnstad te zijn, er is nog een diepe kuil waar één of andere delfstof is uitgegraven en er staan nog overblijfselen van de bij behorende gebouwen. Het blijft voor ons onduidelijk wat er ooit gedolven is. Deze avond blijft het lang warm en de buitendeur staat open tot halfacht.

Zaterdagmorgen eerst wat water getapt uit een kraan bij het openbare toiletgebouw, elke mogelijkheid om water bij te vullen moet je altijd benutten. Later verdwalen we hopeloos in de binnenlanden doordat, wegens de schaal van onze kaart, niet alle weggetjes en dorpjes zijn aangegeven. Ik weet absoluut niet meer waar we zijn en we houden zo goed mogelijk het zuiden aan op het kompas dat altijd op het dashboard ligt.
Het is wel een prachtig eenzaam gebied waar om de paar honderd meter een koppel patrijzen voor de auto langs schieten. Het lijken steeds weer dezelfde vogels te zijn, met de opdracht toeristen te vermaken.
Na een paar uur rijden zien we tijdens een koffiepauze een klein richtingsbord met de tekst Talvira. Na goed kijken en lang zoeken op de kaart blijkt dat een plaats aan de kust te zijn. Op bijna elke volgende kruising staat zo’n bord en zo komen we uiteindelijk op de goede weg en kunnen we richting Ferragudo.
Daar aangekomen willen we familie opzoeken die daar een appartement gehuurd hebben om een paar weken van de zon genieten. Het natuurlijk nog een hele toer om ze te vinden. De mobiele telefoon brengt uitkomst. Wij kunnen niet naar Nederland bellen, dus spelen we het via redder in nood Marcel. Even later worden we teruggebeld en een afspraak bij de plaatselijke Lidl is vlug gemaakt. Ze rijden ons voor naar hun prachtige appartement, waar wij voor de nacht op de parkeerplaats mogen staan.

We lopen samen over de kustrotsen en de hoge kliffen om Filou uit te laten.
’s Avonds eten we een verjaardagsdiner in het nabijgelegen restaurant.

Om te beginnen hebben we de volgende morgen een heel eind gewandeld over de rotsen en langs de kliffen. Het is oppassen geblazen want het is hoog en steil, ook de hond moet in de gaten gehouden worden. Enkele vissers staan op de rand te vissen met hun hengel en tientallen meters snoer. De dobber is volgens mij bijna niet te zien. De brandinggolven van de toch wel rustige oceaan slaan brullend stuk tegen de rotsen. Zo nu en dan zal er vast wel eens iemand naar beneden lazeren.
Even de bij familie langs en dan gaan we samen op weg naar pater Jan B. die een paar maanden in Portugal woont in de buurt van Faro. Een uurtje koffiedrinken bij Jan en dan gaan we weer. “Blijven jullie niet mee-eten vanavond?” Nee, we vervolgen onze tour de Portugal en komen om halfvijf uur aan op het zuidelijkste punt van Portugal bij de vuurtoren van st Vincent.
Bij de kraampjes een hamburger, een kompas en een poncho gekocht. Het is hier overal verboden om te overnachten met een camper en daarom gaan we kijken in Sagres waar we in de vissershaven een plek vinden. Laat in de avond komen er nog enkele trawlers aan de steiger en lossen hun oogst.
Als ik sta te kijken bij een paar hengelvissers op de kade, zie ik in het glasheldere water dat het wemelt van de vis. Nee dank jullie, ik neem geen vis mee naar de camper. Diny ziet me aankomen met die stinkvissen.

Héél vroeg op de maandagmorgen (5 uur?) komen de beroepsvissers op knetterende bromfietsen uit de jaren 60 naar hun boten gereden. Ondanks het lawaai hebben we het toch nog tot 8 uur uitgehouden en na de gebruikelijke camperschoonmaak gaan we op de normale tijd weg. De trawlers zijn ook alweer vertrokken!

Weer terug richting noorden. Het weer is goed en de zon komt na een paar uur ook weer tevoorschijn. Het landschap is ook hier wel aardig, overal groeien veel olijfbomen en kurkeiken. Deze laatsten schijnen elke 9 jaar geschild te kunnen worden om de kurk te oogsten. Overal zie je dan ook blote bomen. Via Evora gereden, volgens een groot bord is dit een werelderfgoed stad, maar het is te druk om een goede parkeerplaats te vinden en daarom moet de stad onze bezichtiging missen en rijden we maar verder.

Om 6 uur vinden we een hopelijk rustige parkeerplaats in het centrum van Montargil. Onderweg hebben we water getapt uit een dorpskraan die bij navraag drinkbaar water schijnt te leveren. De wc pot hebben we noodgedwongen geleegd in het hoge gras achter een kurkeik, dat ziet niemand en dat is maar beter ook, voor hen en voor ons.
Campervoorzieningen zijn in het hele land niet te vinden.

Inderdaad is het een rustig plekje, er start maar 1 vrachtwagen om 8 uur. Brood en geld kunnen direct in de buurt gehaald worden. We rijden weer verder naar het noorden, de globale route is weer uitgezet. De wegbewijzering in de dorpen en steden laat veel te wensen over. Alleen aan de uitgangen van de plaatsen staan borden die verwijzen naar de volgende plaatsen, als je de dorpen binnenkomt moet je de goede richting maar gokken. Op de kaart zien de wegen er altijd aardig uit, soms blijken het uiterst smalle en slechte wegen te zijn.

Zodoende hebben we de route iets gewijzigd om dit soort wegen te vermeiden. Het schiet niet zo op, meer dan 40 km/uur halen we zeker niet. We komen door grote gebieden die vorig jaar totaal verbrand zijn, honderden hectares bos zijn verloren gegaan Men is druk bezig om de stammen weg te halen. Het hout is, gelukkig voor hun, nog wel goed, alleen de buitenschors is weggebrand en zwartgeblakerd. Vrachtwagens rijden af en aan. Het zal een heel karwei worden om alles weer in te planten, als dat al gebeurt.
Later zien we onderweg veel bloeiende mimosa, ze staan hier in het wild. Enkele nieuwe scheuten die als onkruid opschieten worden door mij uitgegraven, meegenomen en twee dagen later ergens anders weer vergeten.

Bij het afsteken van de route over kleine weggetjes loop je het risico in dorpjes te belanden met straten, nauwelijks 1 camper breed. Het gaat echter steeds net goed. Het zoeken naar een slaapplaats levert problemen op, de dorpjes hebben langs de weg geen parkeerplaatsen en de straten naar het centrum zijn te smal voor ons. We lopen 3 keer vast en moeten proberen om te keren om weer weg te komen. In het dorpje Dominquizo zie ik een zijstraatje naar een kerkhof, daar is wel plek. Een dorpeling komt in het Frans vragen of we verdwaald zijn. “nee ik zoek een slaapplek”. “Zet hem dan hier maar neer, dit is zo’n rustig dorp, hier kan niets gebeuren”. Rustiger dan in Frankrijk volgens hem. Nou ja, de grote steden dan. Er zijn teveel arabieren, daar komt het van. Hij houd niet van arabieren, dat is duidelijk.

Rustig dorp, ja ja. Er staat een cafeetje aan het eind van het straatje tegen het kerkhof aan en dat zullen we merken. Om 11 uur komt het volk en begint de muziek. Dit duurt dus voort tot de vroege morgen en om 6.30 uur wordt er buiten achter de camper nog een half uur nagepraat en gedronken met draaiende automotoren en bonkende muziek. Om 3 uur ’s nachts begint er ook nog een hond te blaffen, zeker een uur lang. Er zijn teveel Portugezen, daar komt het van!

Het winkeltje op de hoek is ook nog gesloten wanneer we vertrekken, dus geen vers brood vandaag. We rijden gedeeltelijk door het natuurpark de Serra de Estrela, een prachtig eenzaam gebied waar helaas ook veel is verbrand. Ook zijn er nog veel kale gebieden als gevolg van eerdere branden zodat we zien dat van herplanting nier veel terechtkomt. We volgen constant de N121, de kwaliteit van deze weg varieert van heel smal en heel slecht tot heel breed en glad. Ook het deel door het nationale “parque natural Do Dorou” is indrukwekkend. Uitgestrekte steenwoestijnen afgewisseld met olijfboomgaarden. Onderweg hebben we mandarijnen gekocht van een Portugees boerenechtpaar dat met een paar dozen vol aan de weg stond. Eigen kweek direct van de boom en dat in februari.

Bij Miranda do Dorou de Spaanse grens weer over. Om 6 uur stoppen in het Spaanse dorp Muelas de Pan, een heel raar dorpje, oud en uitgestrekt. Er is net een nieuwe sporthal gebouwd met een grote parkeerplaats voor bussen, dus zal het wel voor sporters uit de wijde omgeving moeten dienen. Na lang zoeken en een paar keer vragen vinden we een bakker die gesloten is. Na nog langer zoeken vinden we ook een piepklein winkeltje waar van alles te koop is, alleen vandaag niet meer.

Donderdagmorgen, het is koud en er was een flinke nachtvorst. Na een rustige nacht op die parkeerplaats gaan we eerst maar eens naar de bakker en de winkel die beiden nog steeds gesloten zijn. Wanneer zouden die hun waar verkopen? Wat een dorp, er zijn alleen maar enkele oude en lelijk kijkende mensen te zien. Het is wel goed bewaakt want we zien 2 keer de plaatselijk politiemacht rondrijden. Ze bekijken ons van afstand, maar vragen niets. (Heb je dat betrouwbare uiterlijk weer)

De hele morgen rijden we over goede wegen door een saaie omgeving. Pas ’s middags na 3 uur rijden wordt het landschap weer wat mooier en de rit daarna over de 113 is schitterend. Een slingerende weg langs een stuwmeer en later langs de bijbehorende rivier. De schapen en koeien lopen midden op de weg. Prachtig gebied, zelf is er nog een tankstation net wanneer die nodig is.
De hele tijd sneeuwt het licht en de lucht is helemaal grijs. Als dat maar goed gaat. Tegen halfzes gaat het over in hagel en zelfs in dikke sneeuwvlokken. We zoeken en vinden vlug in Banos de Rio Tobia een parkeerplaats, een grote zandvlakte waar ’s nachts ook de grote vrachtwagens staan.
De Spar is om de hoek.

De Spar is vrijdagmorgen nog gesloten wanneer we vertrekken, dus weer geen vers brood. We gaan verder naar het noorden en het begint ook weer licht te sneeuwen. In Logrono is het zoeken geblazen naar de goede richting. We willen naar de weg 111 richting Pamplona en we komen uit op de 112 die niet op de kaart staat. Deze leidt naar het noorden dus zal het ook wel goed zijn. En het is goed want na een half uur komen we ineens op de 111.
Omdat het blijkt sneeuwen besluiten we om richting huis te rijden en nemen we bij Pamplona niet de geplande bergweg naar Frankrijk maar de auto tolweg. De sneeuw houdt aan en alles naast de weg wordt wit. De weg blijft gelukkig goed, mede dankzij frequent strooi van pekel, maar we moeten er niet aan denken dat we op een smalle bergweg zouden zitten. Later blijkt dat het vrachtverkeer naar het zuiden Spanje in, dagenlang gestremd is geweest door de hevige sneeuwval.

Ten noorden van de bergen gaat de sneeuw over in regen. De tolweg van Narbonne tot Carbonne kost ons het lieve sommetje van 20 euro. Een tunneltje in Carbonne blijkt toch net iets te laag voor de camper en kost een kapot dakraampje. De vermoeidheid ging ten koste van het inschattingsvermogen. Raar genoeg staat er aan de andere kant wel een hoogtewaarschuwing.
Vermoeid maar voldaan komen we thuis aan.

aantal bezoekers