Juni 2008.
Ja, we zijn er weer. Terug van een rondje Spanje en de Corbiëres in Frankrijk.
Een paar dagen rustig er op uit met de camper, net tussen 2 wedstrijden in van het nl elftal.
De richting laten we afhangen van de weerberichten van het laatste moment. En voor dinsdag en de volgende dagen voorspellen ze alleen maar een beetje goed weer voor de zuidoosthoek, richting Perpignan. De rest van Zuid-Frankrijk is alleen maar regen.
Dus volgen we de N20 naar het zuiden, over de col de Puymorens tot helemaal op de Spaanse grens. Daar wordt al het verkeer opgehouden door enkele zwaarbewapende politiemannen. "Omdraaien en wegwezen, veel te gevaarlijk hier". roept Diny me in de oren. Maar, heldhaftig als ik ben, ik rij door. En warempel, we mogen ongestoord Spanje in. In mijn jonge jaren zouden ze mij er uit gepikt hebben voor nader onderzoek. Dat gebeurde regelmatig bij controles. Ouder en grijzer worden heeft ook zijn voordelen.
Het weer knapt eindelijk op en de korte broek kan eindelijk aan.
We volgen een met groen aangegeven weg richting oosten. De wegnummering komt niet overeen met mijn kaart en dus komen we een beetje aan het dwalen, maar dat geeft niet want je komt altijd weer ergens uit wat je op de kaart wel kunt vinden. Maar als dat uiteindelijk gebeurt en ik weer weet waar we zijn, komen we weer in andere problemen.
De bedoeling is om met een grote boog via de col d'Ares weer in Frankrijk te geraken. Alleen, ik volg de bordjes van een bergpas met een andere naam, waardoor we weer met een grote boog op verderop in Spanje weer uitkomen. Zo is er altijd wat. Maar het mooiste is dat het allemaal niets uitmaakt. We hebben de tijd en het is overal mooi.
Omdat de brandstofprijs hier toch nog zo'n 15 cent lager is dan in frankrijk, gooien we de tank ook nog maar even vol. Zouden die Spanjaarden de olie goedkoper krijgen van de arabieren, of wil Sarkozy zijn kas meer spekken?
Nu we toch op deze route zitten rijden we via de kustweg weer naar Frankrijk. Deze kustweg kronkelt en klimt en daalt over de uitlopers van bergen die daar in de Middellandse zee verdwijnen. We hebben hier constant uitzicht op de zee, soms vanaf grote hoogten en soms vanaf zeeniveau.
We zien op een klein strandje aan de baai de Garbet een paar campers staan. We zoeken al een poosje naar een koffiedrinkplek, dus gaan we daar bij staan. Even later besluiten we daar ook de nacht door te brengen. We staan daar prima, 20 meter van het kabbelende water van de Middellandse zee. Wie wil er meer!
Er staan 8 andere campers en één personen auto die daar blijven overnachten. 1 Franse camper, 1 Engelse, en 7 Nederlandse waarvan 1 vermomd als Zwitsers en 1 (wij dus) vermomd als Fransen. De Duitser in de personenauto maakt het zich ook comfortabel met een makkelijke stoel en een tafeltje op de trekhaak. Die voelt zich duidelijk op zijn gemak. Weer eens wat anders dat gaten graven op het Noordzeestrand.
In de campingwinkel iets verderop kopen we een flesje Spaanse wijn, een broodje en een portie gebraden vlees van een wild zwijn dat die winkelmevrouw klaar had liggen in een grote braadpan. En zo komen we de avond wel door in alle rust.
De volgende morgen langs die prachtige kustweg naar frankrijk. Bij de grens hebben boze vrachtwagenchauffeurs die het, net als ik, niet eens zijn met de hoge dieselprijs, de weg half geblokkeerd. Maar met een beetje "geschransel" komen we er langs.
Het is een prachtige stralende dag, dus besluiten we onderweg maar een poosje aan het strand blijven hangen. Maar we staan nog maar net in st-Cyprien of we krijgen al weer een forse regenbui te verwerken. Gelukkig duurt dat maar even.
En waaien dat het doet, een straffe westenwind maakt dat het zand je om de oren waait.
Om te overnachten hebben we de keus om weer een plek te zoeken nabij het water of een wijn boer op te zoeken. Aan de kust bij st-Marie-plage zien we een parkeerplaats waar campers mogen staan, maar dat is wel erg dicht bij de doorgaande weg. Niet leuk genoeg en dus zoeken we een adres van een dichtstbijzijnde wijnboer die campers ontvangt. De routeplanner brengt ons er feilloos naar toe.
Bij chateau Barrera zijn we van harte welkom en we worden door de eigenaar, een echte graaf, meteen uitgenodigd om zijn wijnen te komen proeven. Die zijn zo lekker dat we een doosje vol kopen. We staan daar bijna onder een boom met rijpe kersen waarvan we naar behoeven mogen plukken.
We blijven de volgende dag nog even aan de kust om te profiteren van het mooie weer en staan bij port Leucate een poosje over zee uit te kijken en de diep in het zand ingegraven passagiersboot de Lydia te bewonderen. Die heeft na een kwijnend bestaan sinds kort weer een nieuw leven als casinoboot.
Dan gaan we weer het binnenland in. De streek Corbieres, alom bekend als een streek waar mooie wijnen gemaakt worden. De streek is woest en ledig, verlaten door alles en iedereen. Je rijdt daar kilometers door volkomen verlaten streken waar geen bewoond huis meer staat. Enkel nog een paar oude vervallen ruïnes waarvan de bewoners de moeizame strijd om het bestaan opgegeven hebben en naar het dorp zijn vertrokken. Wel erg mooi om te zien, maar ook wij zouden daar niet willen wonen, zo eenzaam.
Ook in de buurt van Limoux zoeken we weer een wijnboer uit voor de nacht. Die vinden we bij het dorpje la Digne d'Aval, bij domaine Faure. Ook daar worden we direct uitgenodigd om een welkomstdrankje te komen drinken, wat we niet afslaan. De wijnmevrouw is een heel enthousiast mens die honderduit verteld over het wel en wee van de wijn boer.
Het is weer gebeurt met het mooie weer. De boer vertelde dat deze dag een hagelbui al even 40% van zijn oogst op een nabijgelegen veld had vernield. Zo is het leven van een wijnboer, ook helemaal afhankelijk van de weergoden.
La Digne d'Aval ligt zo dicht bij Esplas dat we op vrijdagmorgen tegen de middag al weer thuis zijn, ruim op tijd dus voor de wedstrijd Nederland - Frankrijk.
verhalenarchief
zondag 15 juni 2008
zondag 1 juni 2008
Een heel spiritueel reisje. 2007
Normaal gaan we nooit in augustus met de camper op pad. In augustus heeft heel frankrijk vakantie en ook veel vakantiegangers uit verscheidene buitenlanden overspoelen de het franse land. Maar we wilden toch wel eens even weg en namen dat risico van grote drukte maar voor lief.
Ik had op internet wat gelezen over een niet zo verafgelegen streek, de Corbiéres, een van de vele beroemde wijnstreken in dit mooie land.
Ook had ik een site over de katharen uitgeprint waarop een route stond beschreven die langs enkele van de vele oude en vervallen katharen burchten in deze omgeving leidt. Voor wie nog nooit van de katharen heeft gehoord kan dit goedmaken door op http://www.katharen.be/. te kijken en er van alles over lezen. Wie deze route ook eens wil rijden kan dan klikken op de link “de streek” en dan de rondrit 1 aanklikken
Onze eerste stop was bij een hoedenmuseum in Esparaza dat laat zien hoe men vroeger vilten hoeden maakte. Het was een enorm arbeidsintensieve bezigheid die in het verleden aan veel mensen een goede boterham bood. Tegenwoordig werken er volgens de hoedenverkopende hoedenmadame nog maar 8 mensen in de plaatselijke hoedenfabriek. Ook hier heeft de automatisering hard toegeslagen. Om de plaatselijke economie een positieve impuls te geven hebben we er allebei maar een hoofddeksel aangeschaft.
Rennes le chateau.
Het dorpje Rennes le chateau is wereldberoemd om zijn grote mysterie van een arme pastoor die plotseling veel geld begon uit te geven. De meest wilde verhalen doen de ronde over de oorsprong van dat geld. Het minst leuke verhaal is dat hij stiekem en tegen de wens van de bisschop in wijde omgeving veelgevraagde en goedbetaalde missen opvoerde voor het bezweren van allerlei onheil dat de mensen maar kan overkomen.
De leukste versie, waarvoor vele (amateur)onderzoekers nog steeds bevestiging proberen te vinden, is het verhaal of zo je wilt, de legende dat hij in een pilaar van zijn kerk of onder een crypte papieren heeft gevonden die het bestaan van een groot geheim openbaarden. Hiermee zou worden bevestigd dat Jezus met Maria Magdalena getrouwd geweest is en dat verre afstammelingen nog steeds in het Zuidfranse land rondlopen. Volgens sommige meningen heeft de stamboom zelfs nog aftakkingen naar ons eigen koninklijk Oranjehuis. Dit geheim mocht van de hoogste kerkleiding uiteraard niet geopenbaard worden, want dat werd de bodem onder de beginselen van de kerk weggeslagen. En dat mocht niet gebeuren. Dus werd die nieuwsgierige pastoor afgekocht met veel geld. Hierdoor kon hij doen en laten wat hij wilde. Het hele verhaal is met nog veel meer mysteriën omgeven.
Voor wie het interesseert, is het een prachtig verhaal met veel mogelijkheden en er wordt nog van alles over geschreven en gediscussieerd op de internetflora.
Kijk bijvoorbeeld maar eens op: http://home.scarlet.be/~mirepoix/mythe/mythe06.htm
Wij zijn er als eens eerder geweest en besteden er dan ook niet zo heel veel tijd aan. We lopen nog maar eens de kerk door en bewonderen de geschilderde kruiswegstatie dat ook veel geheimen zou bevatten door de verstopte aanwijzingen. Ook over de duivel onder het wijwatervat en de engelen er boven valt van alles te vertellen door deskundigen.
Blanquette de Limoux.
We zien in het dorp ook een proeflokaal voor de regionale wijn. Ik heb er al vaker over horen roemen dat die zo lekker moet zijn. Dus daar gaan we maar naar binnen om enkele wijnen te proeven uit 3 verschillende flessen. De laatste vinden we het lekkerst en we kopen er een paar flessen van die goede en bekende streekwijn.
Het is een milde iets zoete mousserende wijn met een lichte mousse en een frisse smaak. De Blanquette de Limoux is traditioneel gemaakt. Half gegiste wijn wordt gebotteld, waarna de flessen worden afgesloten. In de fles gaat dan de gisting door, waarbij de nog aanwezige suiker wordt omgezet in koolzuur die niet kan ontsnappen en zo als mousse, belletjes, in de wijn blijft. Zo staat het tenminste in de folders.
Het lijkt wel wat op champagne, maar dan anders en het mag ook niet zo heten en dat willen ze daar ook helemaal niet. Want ze beweren dat het al veel eerder bestond als de champagne. Ze zijn trots op hun product en dat mag van mij, want het is lekker.
Bugarach.
Een beroemde berg in die buurt is de geheimzinnige berg Bugarach. Ook daar loopt alles over van geheimzinnigheid. Er zijn grotten en diepe spelonken. Daar is volgens Jules Verne een toegang tot het middelpunt van de aarde. Zijn boek is hierop gebaseerd en hij heeft hier zijn inspiratie opgedaan. Zelfs onderaardse volken kunnen hier in en uit lopen. Wat te denken van mensen en dieren die dagenlang verdwaald zijn geweest in die onderaardse gangen en toch in blakende gezondheid weer tevoorschijn kwamen. Is dat niet wonderbaarlijk?
Nou, die berg hebben wij beklommen.
Wij kwamen op het eind van de middag aan op de bergpas col de Linas. Daar is een parkeerplaats en ook het uitgangspunt voor het pad naar boven. Omdat het al laat was en je al gauw 4,5 uur onderweg bent, vonden we het niet meer verantwoord op de beklimming nog te wagen en we besloten dus daar maar te overnachten om de volgende morgen op tijd naar boven te gaan.
We hadden verwacht dat we daar heel rustig alleen zouden staan in die eenzaamheid, maar even later stopte er een auto naast ons, aan het nummerbord te zien uit Parijs, en de bestuurder vroeg of we bezwaar tegen hadden dat hij naast ons ging staan deze nacht. Nou vonden we dat best, maar aangezien er ruimte genoeg was op die parkeerplaats vonden we het toch beter als hij een eindje verderop ging staan. Dat deed hij dan ook. Maar na een uurtje startte hij zijn auto weer en ging toch weer verder. Even goede vrienden, wij vinden het best.
Maar, wie schetst onze verbazing, in de loop van de avond kwamen er nog weer drie personenauto’s de parkeerplaats opdraaien. De inzittenden liepen even rond, strekten hun benen, draaiden de rugleuning achterover en gingen slapen. We hebben ze niet weergezien of gehoord. Blijkbaar was die parkeerplaats bekend als een goede overnachtingplaats. Of ze zagen ons staan en vonden dat een veilig gevoel, wie zal het zeggen.
Na een slechte nachtrust op die vreselijk winderige plek, de camper schudde vaak op zijn grondvesten, waren we al bijtijds op pad om naar boven te gaan.
Het was een hele klim voor onze ongetrainde benen, maar uiteindelijk zagen we de top toch van heel dichtbij. We waren niet de eersten, vier jongelui waren ons al voor gegaan. Op die top loeide een ontzettende stormwind, je kon niet zonder gevaar rechtop blijven staan, want de honderden meters diepe afgrond was angstig dichtbij. Filou had ook geen enkele behoefte de omgeving te verkennen, hij ging tussen ons in liggen en ging slapen. Het was hem ook te gevaarlijk.
Dus na enkele minuten hadden wij het wel bekeken, ondanks dat het uitzicht formidabel was. We hebben wat lager achter een paar struiken een beschut plekje uit de wind gezocht om uit te rusten.
De afdaling ging heel wat sneller. Dat kost minder hardkloppingen maar dan komt het meer op de knieën aan. Die krijgen het zwaar te verduren. Maar ook daar zijn we overheen gekomen.
We hebben onderweg erg goed opgelet of we gevaarlijke spelonken of geheimzinnige wezen zouden zien. Maar bij ons gebeurt dat nooit, wij zien nooit iets bijzonders. Ik geloof dat je daar toch wel een speciaal oog voor moet hebben of heel veel fantasie.
Wie er meer over wil lezen: http://www.grenswetenschap.nl/onbegrensd.asp?id=7
Daarna vervolgen we onze rondrit langs mooie bergpassen en vervallen kastelen. Aangezien wij niet zoveel hebben met oude vervallen ruines, bekijken we ze van grote afstand. Ze zijn vaak op haast onbereikbare rotspunten gebouwd, dat vonden die roofridders blijkbaar veiliger. Het moet voor hun toch ook elke keer een hele klim geweest zijn als ze even in het dal boodschappen moesten doen of een reiziger beroven.
Een gepland bezoek aan een kloof die volgens de beschrijving een wonder van natuurschoon moet zijn, gaat niet door, omdat de camper toch echt hoger is dan 1.70 meter en breder dan 2 meter is. Die borden geven, gelukkig tijdig en duidelijk, aan dat die weg voor ons te klein is. Jammer.
Ik heb onderweg al wel eerder niet meer dan een paar centimeter ruimte gehad, maar dit is toch echt te krap.
Het vervolg van de reis is ook prachtig, maar het gaat al weer richting huis. Het is weer mooi geweest.
Ik had op internet wat gelezen over een niet zo verafgelegen streek, de Corbiéres, een van de vele beroemde wijnstreken in dit mooie land.
Ook had ik een site over de katharen uitgeprint waarop een route stond beschreven die langs enkele van de vele oude en vervallen katharen burchten in deze omgeving leidt. Voor wie nog nooit van de katharen heeft gehoord kan dit goedmaken door op http://www.katharen.be/. te kijken en er van alles over lezen. Wie deze route ook eens wil rijden kan dan klikken op de link “de streek” en dan de rondrit 1 aanklikken
Onze eerste stop was bij een hoedenmuseum in Esparaza dat laat zien hoe men vroeger vilten hoeden maakte. Het was een enorm arbeidsintensieve bezigheid die in het verleden aan veel mensen een goede boterham bood. Tegenwoordig werken er volgens de hoedenverkopende hoedenmadame nog maar 8 mensen in de plaatselijke hoedenfabriek. Ook hier heeft de automatisering hard toegeslagen. Om de plaatselijke economie een positieve impuls te geven hebben we er allebei maar een hoofddeksel aangeschaft.
Rennes le chateau.
Het dorpje Rennes le chateau is wereldberoemd om zijn grote mysterie van een arme pastoor die plotseling veel geld begon uit te geven. De meest wilde verhalen doen de ronde over de oorsprong van dat geld. Het minst leuke verhaal is dat hij stiekem en tegen de wens van de bisschop in wijde omgeving veelgevraagde en goedbetaalde missen opvoerde voor het bezweren van allerlei onheil dat de mensen maar kan overkomen.
De leukste versie, waarvoor vele (amateur)onderzoekers nog steeds bevestiging proberen te vinden, is het verhaal of zo je wilt, de legende dat hij in een pilaar van zijn kerk of onder een crypte papieren heeft gevonden die het bestaan van een groot geheim openbaarden. Hiermee zou worden bevestigd dat Jezus met Maria Magdalena getrouwd geweest is en dat verre afstammelingen nog steeds in het Zuidfranse land rondlopen. Volgens sommige meningen heeft de stamboom zelfs nog aftakkingen naar ons eigen koninklijk Oranjehuis. Dit geheim mocht van de hoogste kerkleiding uiteraard niet geopenbaard worden, want dat werd de bodem onder de beginselen van de kerk weggeslagen. En dat mocht niet gebeuren. Dus werd die nieuwsgierige pastoor afgekocht met veel geld. Hierdoor kon hij doen en laten wat hij wilde. Het hele verhaal is met nog veel meer mysteriën omgeven.
Voor wie het interesseert, is het een prachtig verhaal met veel mogelijkheden en er wordt nog van alles over geschreven en gediscussieerd op de internetflora.
Kijk bijvoorbeeld maar eens op: http://home.scarlet.be/~mirepoix/mythe/mythe06.htm
Wij zijn er als eens eerder geweest en besteden er dan ook niet zo heel veel tijd aan. We lopen nog maar eens de kerk door en bewonderen de geschilderde kruiswegstatie dat ook veel geheimen zou bevatten door de verstopte aanwijzingen. Ook over de duivel onder het wijwatervat en de engelen er boven valt van alles te vertellen door deskundigen.
Blanquette de Limoux.
We zien in het dorp ook een proeflokaal voor de regionale wijn. Ik heb er al vaker over horen roemen dat die zo lekker moet zijn. Dus daar gaan we maar naar binnen om enkele wijnen te proeven uit 3 verschillende flessen. De laatste vinden we het lekkerst en we kopen er een paar flessen van die goede en bekende streekwijn.
Het is een milde iets zoete mousserende wijn met een lichte mousse en een frisse smaak. De Blanquette de Limoux is traditioneel gemaakt. Half gegiste wijn wordt gebotteld, waarna de flessen worden afgesloten. In de fles gaat dan de gisting door, waarbij de nog aanwezige suiker wordt omgezet in koolzuur die niet kan ontsnappen en zo als mousse, belletjes, in de wijn blijft. Zo staat het tenminste in de folders.
Het lijkt wel wat op champagne, maar dan anders en het mag ook niet zo heten en dat willen ze daar ook helemaal niet. Want ze beweren dat het al veel eerder bestond als de champagne. Ze zijn trots op hun product en dat mag van mij, want het is lekker.
Bugarach.
Een beroemde berg in die buurt is de geheimzinnige berg Bugarach. Ook daar loopt alles over van geheimzinnigheid. Er zijn grotten en diepe spelonken. Daar is volgens Jules Verne een toegang tot het middelpunt van de aarde. Zijn boek is hierop gebaseerd en hij heeft hier zijn inspiratie opgedaan. Zelfs onderaardse volken kunnen hier in en uit lopen. Wat te denken van mensen en dieren die dagenlang verdwaald zijn geweest in die onderaardse gangen en toch in blakende gezondheid weer tevoorschijn kwamen. Is dat niet wonderbaarlijk?
Nou, die berg hebben wij beklommen.
Wij kwamen op het eind van de middag aan op de bergpas col de Linas. Daar is een parkeerplaats en ook het uitgangspunt voor het pad naar boven. Omdat het al laat was en je al gauw 4,5 uur onderweg bent, vonden we het niet meer verantwoord op de beklimming nog te wagen en we besloten dus daar maar te overnachten om de volgende morgen op tijd naar boven te gaan.
We hadden verwacht dat we daar heel rustig alleen zouden staan in die eenzaamheid, maar even later stopte er een auto naast ons, aan het nummerbord te zien uit Parijs, en de bestuurder vroeg of we bezwaar tegen hadden dat hij naast ons ging staan deze nacht. Nou vonden we dat best, maar aangezien er ruimte genoeg was op die parkeerplaats vonden we het toch beter als hij een eindje verderop ging staan. Dat deed hij dan ook. Maar na een uurtje startte hij zijn auto weer en ging toch weer verder. Even goede vrienden, wij vinden het best.
Maar, wie schetst onze verbazing, in de loop van de avond kwamen er nog weer drie personenauto’s de parkeerplaats opdraaien. De inzittenden liepen even rond, strekten hun benen, draaiden de rugleuning achterover en gingen slapen. We hebben ze niet weergezien of gehoord. Blijkbaar was die parkeerplaats bekend als een goede overnachtingplaats. Of ze zagen ons staan en vonden dat een veilig gevoel, wie zal het zeggen.
Na een slechte nachtrust op die vreselijk winderige plek, de camper schudde vaak op zijn grondvesten, waren we al bijtijds op pad om naar boven te gaan.
Het was een hele klim voor onze ongetrainde benen, maar uiteindelijk zagen we de top toch van heel dichtbij. We waren niet de eersten, vier jongelui waren ons al voor gegaan. Op die top loeide een ontzettende stormwind, je kon niet zonder gevaar rechtop blijven staan, want de honderden meters diepe afgrond was angstig dichtbij. Filou had ook geen enkele behoefte de omgeving te verkennen, hij ging tussen ons in liggen en ging slapen. Het was hem ook te gevaarlijk.
Dus na enkele minuten hadden wij het wel bekeken, ondanks dat het uitzicht formidabel was. We hebben wat lager achter een paar struiken een beschut plekje uit de wind gezocht om uit te rusten.
De afdaling ging heel wat sneller. Dat kost minder hardkloppingen maar dan komt het meer op de knieën aan. Die krijgen het zwaar te verduren. Maar ook daar zijn we overheen gekomen.
We hebben onderweg erg goed opgelet of we gevaarlijke spelonken of geheimzinnige wezen zouden zien. Maar bij ons gebeurt dat nooit, wij zien nooit iets bijzonders. Ik geloof dat je daar toch wel een speciaal oog voor moet hebben of heel veel fantasie.
Wie er meer over wil lezen: http://www.grenswetenschap.nl/onbegrensd.asp?id=7
Daarna vervolgen we onze rondrit langs mooie bergpassen en vervallen kastelen. Aangezien wij niet zoveel hebben met oude vervallen ruines, bekijken we ze van grote afstand. Ze zijn vaak op haast onbereikbare rotspunten gebouwd, dat vonden die roofridders blijkbaar veiliger. Het moet voor hun toch ook elke keer een hele klim geweest zijn als ze even in het dal boodschappen moesten doen of een reiziger beroven.
Een gepland bezoek aan een kloof die volgens de beschrijving een wonder van natuurschoon moet zijn, gaat niet door, omdat de camper toch echt hoger is dan 1.70 meter en breder dan 2 meter is. Die borden geven, gelukkig tijdig en duidelijk, aan dat die weg voor ons te klein is. Jammer.
Ik heb onderweg al wel eerder niet meer dan een paar centimeter ruimte gehad, maar dit is toch echt te krap.
Het vervolg van de reis is ook prachtig, maar het gaat al weer richting huis. Het is weer mooi geweest.
Rondrit door de Pyreneén 2006
Zaterdag 26 augustus zijn we om 1.30 vertrokken. We zijn klaar en alles is ingepakt, dus waarom nog langer wachten en niet nu vertrekken.
De hele route is gepland met de route planner. We gaan eerst via Ax les Thermes, vanwaar we de bergen intrekken en we gaan een paar mooie cols over. Het is trouwen gloepens koud bovenop die bergpas. Daar blijven we niet langer als nodig is. Ondanks dat het nog vakantietijd is, is er weinig verkeer.
We hebben aan het eind van de middag ons plan gewijzigd, het was de bedoeling om ergens bij een boer te overnachten, maar daar zijn we te ver vanaf en we kunnen in deze steile bergdorpen ook geen enkele goede vlakke parkeerplaats vinden om te staan.
Dus zijn we om 7 uur gestopt in Rocquefort de Sault op de verlaten camping municipal. We gaan er maar staan omdat een briefje aangeeft dat dat goed is.
De beheerster komt even later aansloffen om 9 euro en 45 cent te innen en om een mooie wandeling aan te bevelen. Volgens haar is de vakantietijd voorbij, de laatste kampeergasten zijn gisteren vertrokken. Nu komen alleen nog maar gepensioneerde reizigers langs die de tijd aan zich zelf hebben.
’s Avonds hebben we nog geprobeerd een kapelletje te bereiken dat hoog in het dorp zichtbaar is maar dat lukte niet omdat het dorp net een doolhof is. We komen overal, behalve bij die kapel.
Daarna maar lekker een whisky gedronken en vroeg gaan slapen
Zondag 27 augustus.
Vanmorgen zijn we om 9.30 uur opgestaan en hebben na het ontbijt zo’n anderhalf uur gewandeld door de plaatselijke uitgestrekte bossen.
Nadat we een eindje op weg waren komen we een 4x4 auto tegen met een groot dood wild zwijn op de voorbumper gebonden en in de auto zitten 4 glunderende jagers met hun honden.
Het is een mooie wandeltocht door een afwisselend berglandschap. Filou kan zijn plezier niet op met zo’n vrije wandeling.
Na het koffiedrinken vervolgen we onze reis en rijden van het ene dorp naar het andere over bergen en door dalen. De weinige tegenliggers hebben gelukkig veel ontzag voor ons grote voertuig, ze gaan allemaal netjes en op tijd aan de kant als de weg eens wat al te smal is voor twee auto’s. En dat is hij regelmatig.
Ineens, zomaar vanuit het niets zien we vanuit de bergen de middellandse zee voor ons liggen en dus toen besluiten we om ook nog even naar het strand te gaan.
Maar hoe dichter bij de kust hoe drukker het word, het kust en stranddorpje Argelès plage is nog vol toeristen, ondanks dat de vakantieperiode bijna voorbij is. Het strand moet dus maar even wachten tot de maandagmorgen. Dan is het hopelijk een beetje rustiger.
Bij Saleilles vinden we een wijnboer waar we prima kunnen overnachten op de rustige camperplaats die ze hebben gereserveerd. De druiven zijn rijp en erg lekker. Ook staat er een amandel boomgaard. We nemen een paar afgevallen noten mee om thuis te planten. Die bomen zullen bij ons ook wel groeien.
Maandagmorgen 28 augustus nemen we afscheid van de wijnboer en vertrekken om 9 uur. Die boer was heel druk omdat ze net waren begonnen met de druivenpluk. Het is door het mooie zonnige weer van deze zomer erg vroeg, maar de oogst beloofd heel goed te worden. Nu maar hopen dat hij die wijn ook voor een goede prijs kan verkopen. We hebben maar niet gevraagd naar de wijn winkel om te proeven en te kopen, hij had er geen tijd voor.
De routeplanner brengt ons weer terug naar de kust bij Leucate plage. Daar is vandaag niets te doen en bijna geen mens te zien. Het strand is nog helemaal verlaten. Het is prachtig strandweer en we brengen daar een anderhalf uur door aan dat strand. Filou is niet te bewegen om één stap in dat water te doen. Als er een golf aan komt rollen schiet hij weg.
Na die onderbreking richten we het stuur weer naar het binnenland. Via de kleinst mogelijke bochtige en draaiende bergweggetjes komen we in de wijnstreek Corbiéres.
De wijnboer die we uitgezocht hebben om te overnachten is gesloten en er is ook geen mens te zien. Jammer, hij ligt mooi aan de rand van het dorp, in tegenstelling tot de overnachtingsplek gisteren die heel afgelegen lag. We hadden ’s avonds weer eens een dorpswandeling kunnen maken.
We zoeken een ander op in het boek die niet te ver af is. Helaas blijkt dat een grote wijn winkel te zijn en ligt de parkeerplaats dicht aan een drukke weg. Daar hebben we geen zin in. We zoeken nog weer een ander adres op, maar komen tot de conclusie dat die weer dichter bij huis ligt en Diny wil niet op minder dan 50 km van huis overnachten. Het blijkt volgens de routeplanner net 50 km te zijn, dus we gaan gewoon naar huis. Dan kan ik ook meteen kijken hoe het met de dieren is vergaan.
Alles is thuis goed in orde.
De hele route is gepland met de route planner. We gaan eerst via Ax les Thermes, vanwaar we de bergen intrekken en we gaan een paar mooie cols over. Het is trouwen gloepens koud bovenop die bergpas. Daar blijven we niet langer als nodig is. Ondanks dat het nog vakantietijd is, is er weinig verkeer.
We hebben aan het eind van de middag ons plan gewijzigd, het was de bedoeling om ergens bij een boer te overnachten, maar daar zijn we te ver vanaf en we kunnen in deze steile bergdorpen ook geen enkele goede vlakke parkeerplaats vinden om te staan.
Dus zijn we om 7 uur gestopt in Rocquefort de Sault op de verlaten camping municipal. We gaan er maar staan omdat een briefje aangeeft dat dat goed is.
De beheerster komt even later aansloffen om 9 euro en 45 cent te innen en om een mooie wandeling aan te bevelen. Volgens haar is de vakantietijd voorbij, de laatste kampeergasten zijn gisteren vertrokken. Nu komen alleen nog maar gepensioneerde reizigers langs die de tijd aan zich zelf hebben.
’s Avonds hebben we nog geprobeerd een kapelletje te bereiken dat hoog in het dorp zichtbaar is maar dat lukte niet omdat het dorp net een doolhof is. We komen overal, behalve bij die kapel.
Daarna maar lekker een whisky gedronken en vroeg gaan slapen
Zondag 27 augustus.
Vanmorgen zijn we om 9.30 uur opgestaan en hebben na het ontbijt zo’n anderhalf uur gewandeld door de plaatselijke uitgestrekte bossen.
Nadat we een eindje op weg waren komen we een 4x4 auto tegen met een groot dood wild zwijn op de voorbumper gebonden en in de auto zitten 4 glunderende jagers met hun honden.
Het is een mooie wandeltocht door een afwisselend berglandschap. Filou kan zijn plezier niet op met zo’n vrije wandeling.
Na het koffiedrinken vervolgen we onze reis en rijden van het ene dorp naar het andere over bergen en door dalen. De weinige tegenliggers hebben gelukkig veel ontzag voor ons grote voertuig, ze gaan allemaal netjes en op tijd aan de kant als de weg eens wat al te smal is voor twee auto’s. En dat is hij regelmatig.
Ineens, zomaar vanuit het niets zien we vanuit de bergen de middellandse zee voor ons liggen en dus toen besluiten we om ook nog even naar het strand te gaan.
Maar hoe dichter bij de kust hoe drukker het word, het kust en stranddorpje Argelès plage is nog vol toeristen, ondanks dat de vakantieperiode bijna voorbij is. Het strand moet dus maar even wachten tot de maandagmorgen. Dan is het hopelijk een beetje rustiger.
Bij Saleilles vinden we een wijnboer waar we prima kunnen overnachten op de rustige camperplaats die ze hebben gereserveerd. De druiven zijn rijp en erg lekker. Ook staat er een amandel boomgaard. We nemen een paar afgevallen noten mee om thuis te planten. Die bomen zullen bij ons ook wel groeien.
Maandagmorgen 28 augustus nemen we afscheid van de wijnboer en vertrekken om 9 uur. Die boer was heel druk omdat ze net waren begonnen met de druivenpluk. Het is door het mooie zonnige weer van deze zomer erg vroeg, maar de oogst beloofd heel goed te worden. Nu maar hopen dat hij die wijn ook voor een goede prijs kan verkopen. We hebben maar niet gevraagd naar de wijn winkel om te proeven en te kopen, hij had er geen tijd voor.
De routeplanner brengt ons weer terug naar de kust bij Leucate plage. Daar is vandaag niets te doen en bijna geen mens te zien. Het strand is nog helemaal verlaten. Het is prachtig strandweer en we brengen daar een anderhalf uur door aan dat strand. Filou is niet te bewegen om één stap in dat water te doen. Als er een golf aan komt rollen schiet hij weg.
Na die onderbreking richten we het stuur weer naar het binnenland. Via de kleinst mogelijke bochtige en draaiende bergweggetjes komen we in de wijnstreek Corbiéres.
De wijnboer die we uitgezocht hebben om te overnachten is gesloten en er is ook geen mens te zien. Jammer, hij ligt mooi aan de rand van het dorp, in tegenstelling tot de overnachtingsplek gisteren die heel afgelegen lag. We hadden ’s avonds weer eens een dorpswandeling kunnen maken.
We zoeken een ander op in het boek die niet te ver af is. Helaas blijkt dat een grote wijn winkel te zijn en ligt de parkeerplaats dicht aan een drukke weg. Daar hebben we geen zin in. We zoeken nog weer een ander adres op, maar komen tot de conclusie dat die weer dichter bij huis ligt en Diny wil niet op minder dan 50 km van huis overnachten. Het blijkt volgens de routeplanner net 50 km te zijn, dus we gaan gewoon naar huis. Dan kan ik ook meteen kijken hoe het met de dieren is vergaan.
Alles is thuis goed in orde.
Muziekfestival. Sepember 2005
Op de terugweg naar het warme zuiden zijn we gewoontegetrouw weer bij Marcel en Sylvie aangegaan, ook al om deze dag hun alweer 5-jarige huwelijksfeest mee te vieren. Waar blijft de tijd nietwaar? 's Avonds nuttigen we samen met Jaqueline, de moeder van Sylvie die ook verschenen is voor dit heugelijke feit, het smakelijke huwelijksfeestdiner. Uiteraard werd dit voorafgegaan door een feestdronk, waarvoor een fles heerlijke champagne en 1 van onze meegebrachte flessen pruneaux werd opengetrokken.
We zijn deze keer maar 1 avond gebleven, want Marcel en Sylvie waren zaterdagmorgen al vroeg vertrokken. Marcel moest die middag optreden met zijn groep Carnabeau op een middeleeuws festival in een stad genaamd Château-Thierry.
Wij hadden hem nog niet met deze groep horen en zien optreden, dus gingen wij in de loop van de dag ook diezelfde richting op en troffen hen weer op het terrein van een oude middeleeuwse burcht. Er was van alles te doen.
Riddergevechten te paard, een indrukwekkend staaltje hogeschoolpaardendressuur, een demonstratie met middeleeuwse wapens en wat al niet meer. Het geknal met dat buskruit maakte zoveel lawaai dat Filou, die nooit bang was voor geweerschoten van de jagers, nu finaal bedorven is.
Onze oren tuitten van de harde knallen. Wij vonden het onverantwoord om het publiek daarmee de oren te verpesten.
Toen die ellende achter de rug was konden Marcel en consorten eindelijk beginnen met hun optreden.
Philip, een van de groepsleden, vertelde een Ardenner legende dat op een spannende manier omlijst
werd met doedelzak, draailier, fluit en trommelmuziek.
Het is erg leuk om dit eens mee te maken, dan weten we tenminste waar ze mee bezig zijn.
Nadat het optreden om een uur of zeven is afgelopen zoeken we weer snel de camper op, want we willen die avond nog een eind rijden om dan de volgende dag in één keer naar huis te kunnen. Het is al tegen tienen, als we eindelijk in het donker een parkeerplaats vinden bij een klein dorpje. Hond uitlaten, borrel drinken en naar bed.
Zondagmorgen vroeg weer op en dat snel naar huis. Later zal blijken dat ik onderweg een bekeuring wegens te hard rijden heb opgelopen. En dat nog wel met de camper.
Een zondagmorgen in een Frans dorpje heeft iets vredigs over zich. Bij een bakker waar we stoppen om een stokbrood te halen, zien we een meneer in ochtendjas en op pantoffels en een mevrouw in haar nachtjapon met een vestje erover, gemoedelijk naar diezelfde bakker sloffen om hun verse croissantjes te halen. De gejaagde wereld is even heel ver weg. De jagende wereld echter niet. De vrede wordt buiten de dorpen verstoord door grote groepen jagers die het overdadig aanwezige wild willen verschalken. Dat er in die streek veel wild zit kunnen we zien aan de vele reeën, hazen en fazanten in het veld langs de weg. Zo heeft iedereen zijn eigen zondagmorgen bezigheid.
We zijn deze keer maar 1 avond gebleven, want Marcel en Sylvie waren zaterdagmorgen al vroeg vertrokken. Marcel moest die middag optreden met zijn groep Carnabeau op een middeleeuws festival in een stad genaamd Château-Thierry.
Wij hadden hem nog niet met deze groep horen en zien optreden, dus gingen wij in de loop van de dag ook diezelfde richting op en troffen hen weer op het terrein van een oude middeleeuwse burcht. Er was van alles te doen.
Riddergevechten te paard, een indrukwekkend staaltje hogeschoolpaardendressuur, een demonstratie met middeleeuwse wapens en wat al niet meer. Het geknal met dat buskruit maakte zoveel lawaai dat Filou, die nooit bang was voor geweerschoten van de jagers, nu finaal bedorven is.
Onze oren tuitten van de harde knallen. Wij vonden het onverantwoord om het publiek daarmee de oren te verpesten.
Toen die ellende achter de rug was konden Marcel en consorten eindelijk beginnen met hun optreden.
Philip, een van de groepsleden, vertelde een Ardenner legende dat op een spannende manier omlijst
werd met doedelzak, draailier, fluit en trommelmuziek.
Het is erg leuk om dit eens mee te maken, dan weten we tenminste waar ze mee bezig zijn.
Nadat het optreden om een uur of zeven is afgelopen zoeken we weer snel de camper op, want we willen die avond nog een eind rijden om dan de volgende dag in één keer naar huis te kunnen. Het is al tegen tienen, als we eindelijk in het donker een parkeerplaats vinden bij een klein dorpje. Hond uitlaten, borrel drinken en naar bed.
Zondagmorgen vroeg weer op en dat snel naar huis. Later zal blijken dat ik onderweg een bekeuring wegens te hard rijden heb opgelopen. En dat nog wel met de camper.
Een zondagmorgen in een Frans dorpje heeft iets vredigs over zich. Bij een bakker waar we stoppen om een stokbrood te halen, zien we een meneer in ochtendjas en op pantoffels en een mevrouw in haar nachtjapon met een vestje erover, gemoedelijk naar diezelfde bakker sloffen om hun verse croissantjes te halen. De gejaagde wereld is even heel ver weg. De jagende wereld echter niet. De vrede wordt buiten de dorpen verstoord door grote groepen jagers die het overdadig aanwezige wild willen verschalken. Dat er in die streek veel wild zit kunnen we zien aan de vele reeën, hazen en fazanten in het veld langs de weg. Zo heeft iedereen zijn eigen zondagmorgen bezigheid.
Nederland april 2005
Vertrek dinsdag 12 april.
De route gaat via de N20 tot Chateauroux. Daar rechtsaf via de al eerder genomen route richting Sanserre. We overnachten in het dopje Bué bij een France passion wijnboer. Het is geen wijnboerderij zoals je er veel ziet, maar een betrekkelijk nieuw huis temidden van uitgestrekte wijngaarden. De eigenaar komt ons welkom heten en geeft een plekje aan waar we staan kunnen. De ruimte houdt niet over. Ik weet niet waar hij de 3 campers wil laten die volgens het boekje bij hem kunnen overnachten. We maken een die avond wandeling over de paden tussen de verschillende percelen. Volgens de boer is het dal eigendom van wel 20 verschillende wijnboeren die daar hun kost verdienen met het produceren van een wijn die onder een gedeponeerde naam verkocht worden. Alleen wijn uit die streek mag "Sanserre" heten.
De nacht geeft geen enkel geluid, het is doodstil in dat dal. Daar houden we wel van!
De volgende dag nemen we bijtijds afscheid van de gastheer. Hij nodigt ons niet uit tot een bezoek aan zijn wijnkelders of verkoopruimte, dus gaan we weg zonder wijn. Het dorpje leeft wel helemaal van de wijn, bijna huis aan huis zijn proef- en koopmogelijkheden.
We gaan via de bekende route verder naar Aiglemont, waar we aan het eind van de middag aankomen. De parkeerplaats is weer leeggehouden, dus kunnen we weer op het aloude plekje staan. Hier brengen we ook de volgende dag gezellig door met ons vieren.
Dan vertrekken we vrijdagmorgen weer en rijden via de mooie maasoevers tot Namen. Hier verlaten we de Maas en steken België recht door tot we bij Tilburg in Nederland komen. Dat laatste stuk door België is vervelend en niet zo mooi om te rijden. Het schiet daar ook niet echt op. Tot overmaat van ramp zijn alle kraampjes met Belgische frieten gesloten. We kunnen niet eerder patat kopen dan in Nederland.
We rijden half Nederland door en vinden in Laren een camperplaats die de gemeente heeft ingericht op verzoek van de Nederlandse camperclub. Een goed initiatief! Beide plaatsen zijn leeg, we zijn de enige camper die er die nacht staat. De volgende morgen loopt de grote parkeerplaats al vroeg helemaal vol met auto's, er is een jeugd hockey toernooi en alle ouders komen hun kinderen brengen. Gauw wegwezen dus.
De zaterdag brengen we gescheiden door, Diny gaat naar haar Crimsons en ik maak met Filou een wandeling door de plaatselijke landgoederen en lees de krant. Om 6 uur 's avonds is het zo ver dat we richting achterhoek kunnen rijden, waar we tegen 8 uur aankomen en waar Marietje al met smart op ons zit te wachten.
Zondag is het visite dag. Eerst mijn moeder in het verpleegtehuis Pronswijde opzoeken. Het oude mensje zit ineengedoken in de hoek van een huiskamer en bemoeit zich met niets en niemand. Ook niet met ons zolang we bij haar zitten. Ze lijkt tevreden zolang de televisie maar aan staat.
Dan gaan we tegen 12 uur naar Vragender, waar we op uitnodiging en ook op kosten van zwager Jan met een deel van de Jansens van 1 tot 3 uur gezamenlijk aan het brunchen slaan. De sfeer is goed en het eten overvloedig en smakelijk, dus wat willen we nog meer. We weten nu tenminste ook eens wat "brunchen" is. Het lijkt wel een regionale hobby te zijn, want de grote zaal zit propvol met brunchers.
Vervolgens gaan we kijken waar Roland woont in Lichtenvoorde en daarna zoeken we zijn ouders Jan en Ini op aan de Markerinkdijk in hun totaal vernieuwde huis. Aan het einde van de avond komen we toch langs Moniek en Edwin en dus gaan we ook daar het nieuwe huis bewonderen. Die nacht genieten we van een welverdiende rust op het vertrouwde plekje in de Slangenburg.
Maandag is het tijd om de afspraak met de zogenaamde mevrouw Kemper na te komen. Dit duurt zo lang dat we bijna te laat komen voor de lekkere karbonade die Marietje voor ons gebraden heeft. Die middag nemen we vrij om in de zon te kunnen zitten en te kletsen met Yvonne die ook even komt kijken hoe het met tante Diny is.
Dinsdag om 9 uur staat mij broer Jan voor de deur. We hebben afgesproken dat we samen weer eens een ouderwetse wandeling gaan maken. Ik het op internet een route gevonden naar het Boelekeerlspad. Het is een mooie route door de Slangenburg.
Jammer is het dat het mooie loopweer in de loop van de dag overgaat in hondenweer. Het regent pijpenstelen en we komen doornat weer bij de camper.
Woensdagmorgen vertrekken we rustig aan naar het noorden. De eerste stop is bij Annie en Harrie. Even een kopje koffie en een praatje en we gaan weer verder. In Ommen staat een visboer met z'n kar. Hier gaan we maar eens een broodje haring verorberen, dat hebben we in het zuiden niet en het is wel erg lekker. De autoweg vermijdend rijden we naar Groningen waar Diny haar bejaarde vriendin Swannie opzoekt. Ik maak intussen een rondje met Filou en lees de krant. Na drie kwartier pikken we haar weer op en gaan naar Bedum om Joke en Otto met een bezoek te vereren. We kunnen daar heerlijk achter het huis in de zon zitten. Cor en Korrie zijn weer eens niet thuis, dus die zien we ook deze keer niet. Dan gaan we maar eens in Uithuizen kijken bij oud-collega Wierenga.
Die avond vinden we een overnachtingsplek op de havenpier van Lauwersoog. Volgens de babbelzieke restauranthouder ter plaatse geven sommige camperisten wel wat overlast doordat ze de schaarse parkeerruimte voor zijn gasten in beslag nemen.
En dan ook nog zijn toiletten gebruiken! Na een diner in zijn restaurant lopen we een rondje over de dijk langs het onstuimige water dat soms opgestuwd door de harde wind over de kruin heen spat en beleven we die avond een prachtige zonsondergang. We zitten in de camper zonder licht aan en kijken over de haven en het water. Bootjes varen af en aan. Een bedrijvige bedoening.
Dondersdag rijden we naar Zevenhuizen om een dagje bij Tom en Trudy door te brengen. Ook Marun komt toevallig thuis en dus zien we haar ook nog even. Voor mij is er even tijd om de plaatselijke kapster op te zoeken die mijn veel te lange haar wil knippen. Ze doet dat graag en de ze is dan ook de helft duurder dan mijn Franse kapper die het voor 10 euro doet. Ze verteld uitgebreid dat ze het huis wil verbouwen. Dat moet ook betaald worden, nietwaar?
Vrijdagmiddag tegen half drie stappen we weer in de camper. Het zuiden roept weer. We rijden over de autoweg door de polders en voorbij Utrecht staan we bij de Meern af naar de provinciale weg. Al slingerend via Montfoort en Gouda komen we uit aan de verkeerde kant van de hollandse IJssel en moeten bij gebrek aan een brug doorrijden tot in Capelle aan de IJssel. Zodoende missen we ook de autoweg en komen aan het klungelen in de buitenwijken van Rotterdam. Het duurt even voor we weer op de goede route zijn naar Vlaardingen Daar is ons laatste bezoek gepland. We willen ook eens kijken bij Jolande en Wim en hun kinders. Jolanda heeft telefonisch een perfecte routebeschrijving gegeven van het laatste stukje zodat we er feilloos komen. Ze hebben achter hun mooie grote huis een parkeerplaats voor ons gereserveerd waar we een rustige nacht kunnen doorbrengen. Ook daar is het gezellig om de avond door te brengen en de volgende morgen hebben de kinderen ook wat te doen met Filou die ik daar bij hun achter de tuindeur heb gedrukt.
Zaterdagmorgen om een uur of 10 is het feest echt voorbij, we nemen de pont bij Maassluis en vertrekken we richting Zeeland.
Daar begint het geklungel direct wegens een omleiding. Nadat we de juiste weg gevonden hebben rijden we over de haringvlietdam Zeeland binnen. Op Goeree Overvlakkee kopen we in Goederee een broodje. Op Schouwen Duiveland kopen we een chineese afhaalmaaltijd die we op de parkeerplaats van een dokterspraktijk opeten en we vinden daar ook de goedkoopste dieselolie van Nederland. Op Walcheren blijkt de veerboot van Vlissingen naar Breskens uit de vaart genomen te zijn en in Zuid Beverland nemen we dus maar de nieuwe 6600 meter lange westerschelde tunnel voor 15 euro. Dat is per meter niet erg duur. Het is een gezeur om richting Gent te komen, we kruisen 3 keer het kanaal Terneuzen-Sas van Gent en alle 3 keer moeten we een poos wachten voor de brug. De bewegwijzering laat te wensen over. Op de rondweg om Gent begint het te regenen en bij het aanzetten van de ruitenwissers verlies ik er bijna één. De bevestigingsbout blijkt losgerammeld te zijn.
We nemen vanaf hier de snelweg naar Lille en over de grens tot Arras. Hier begint de tolweg en die wensen we niet te nemen. We nemen daarentegen de N17 en rijden die avond tot Pontpoin en zien daar op een parkeerplaats aan de Oise een camper staan. Dat kunnen wij ook! Ondanks een feestavond van de plaatselijke Portugezen vereniging is het daar erg rustig.
Die zondagmorgen passeren we Parijs. Het gaat bijna goed, we missen de afslag naar de N20 en komen even aan het dwalen. Het slot van het liedje is dat we dus voor de tolpoort komen te staan van de E10, de autotolweg naar het zuiden. Uit armoede nemen we die dan toch maar en blijven hem volgen tot voorbij Orleans. En daar komt natuurlijk alles wel weer op z'n pootjes terecht en voor we het weten zitten we weer op de goede weg, de N20, die bij Vierzon weer overgaat in een gratis autoweg.
We rijden niet in een stuk door naar huis, maar we overnachten nog een keer in Souillac. Hier vinden we een camperplaats waar al een stuk of 10 anderen een plekje hebben gevonden. Daar kunnen we ook nog wel bij. Die nacht is het daar net zo rustig als bij Lauwersoog. Een stil volkje die camperisten!
En maandagmiddag zijn we weer thuis.
De route gaat via de N20 tot Chateauroux. Daar rechtsaf via de al eerder genomen route richting Sanserre. We overnachten in het dopje Bué bij een France passion wijnboer. Het is geen wijnboerderij zoals je er veel ziet, maar een betrekkelijk nieuw huis temidden van uitgestrekte wijngaarden. De eigenaar komt ons welkom heten en geeft een plekje aan waar we staan kunnen. De ruimte houdt niet over. Ik weet niet waar hij de 3 campers wil laten die volgens het boekje bij hem kunnen overnachten. We maken een die avond wandeling over de paden tussen de verschillende percelen. Volgens de boer is het dal eigendom van wel 20 verschillende wijnboeren die daar hun kost verdienen met het produceren van een wijn die onder een gedeponeerde naam verkocht worden. Alleen wijn uit die streek mag "Sanserre" heten.
De nacht geeft geen enkel geluid, het is doodstil in dat dal. Daar houden we wel van!
De volgende dag nemen we bijtijds afscheid van de gastheer. Hij nodigt ons niet uit tot een bezoek aan zijn wijnkelders of verkoopruimte, dus gaan we weg zonder wijn. Het dorpje leeft wel helemaal van de wijn, bijna huis aan huis zijn proef- en koopmogelijkheden.
We gaan via de bekende route verder naar Aiglemont, waar we aan het eind van de middag aankomen. De parkeerplaats is weer leeggehouden, dus kunnen we weer op het aloude plekje staan. Hier brengen we ook de volgende dag gezellig door met ons vieren.
Dan vertrekken we vrijdagmorgen weer en rijden via de mooie maasoevers tot Namen. Hier verlaten we de Maas en steken België recht door tot we bij Tilburg in Nederland komen. Dat laatste stuk door België is vervelend en niet zo mooi om te rijden. Het schiet daar ook niet echt op. Tot overmaat van ramp zijn alle kraampjes met Belgische frieten gesloten. We kunnen niet eerder patat kopen dan in Nederland.
We rijden half Nederland door en vinden in Laren een camperplaats die de gemeente heeft ingericht op verzoek van de Nederlandse camperclub. Een goed initiatief! Beide plaatsen zijn leeg, we zijn de enige camper die er die nacht staat. De volgende morgen loopt de grote parkeerplaats al vroeg helemaal vol met auto's, er is een jeugd hockey toernooi en alle ouders komen hun kinderen brengen. Gauw wegwezen dus.
De zaterdag brengen we gescheiden door, Diny gaat naar haar Crimsons en ik maak met Filou een wandeling door de plaatselijke landgoederen en lees de krant. Om 6 uur 's avonds is het zo ver dat we richting achterhoek kunnen rijden, waar we tegen 8 uur aankomen en waar Marietje al met smart op ons zit te wachten.
Zondag is het visite dag. Eerst mijn moeder in het verpleegtehuis Pronswijde opzoeken. Het oude mensje zit ineengedoken in de hoek van een huiskamer en bemoeit zich met niets en niemand. Ook niet met ons zolang we bij haar zitten. Ze lijkt tevreden zolang de televisie maar aan staat.
Dan gaan we tegen 12 uur naar Vragender, waar we op uitnodiging en ook op kosten van zwager Jan met een deel van de Jansens van 1 tot 3 uur gezamenlijk aan het brunchen slaan. De sfeer is goed en het eten overvloedig en smakelijk, dus wat willen we nog meer. We weten nu tenminste ook eens wat "brunchen" is. Het lijkt wel een regionale hobby te zijn, want de grote zaal zit propvol met brunchers.
Vervolgens gaan we kijken waar Roland woont in Lichtenvoorde en daarna zoeken we zijn ouders Jan en Ini op aan de Markerinkdijk in hun totaal vernieuwde huis. Aan het einde van de avond komen we toch langs Moniek en Edwin en dus gaan we ook daar het nieuwe huis bewonderen. Die nacht genieten we van een welverdiende rust op het vertrouwde plekje in de Slangenburg.
Maandag is het tijd om de afspraak met de zogenaamde mevrouw Kemper na te komen. Dit duurt zo lang dat we bijna te laat komen voor de lekkere karbonade die Marietje voor ons gebraden heeft. Die middag nemen we vrij om in de zon te kunnen zitten en te kletsen met Yvonne die ook even komt kijken hoe het met tante Diny is.
Dinsdag om 9 uur staat mij broer Jan voor de deur. We hebben afgesproken dat we samen weer eens een ouderwetse wandeling gaan maken. Ik het op internet een route gevonden naar het Boelekeerlspad. Het is een mooie route door de Slangenburg.
Jammer is het dat het mooie loopweer in de loop van de dag overgaat in hondenweer. Het regent pijpenstelen en we komen doornat weer bij de camper.
Woensdagmorgen vertrekken we rustig aan naar het noorden. De eerste stop is bij Annie en Harrie. Even een kopje koffie en een praatje en we gaan weer verder. In Ommen staat een visboer met z'n kar. Hier gaan we maar eens een broodje haring verorberen, dat hebben we in het zuiden niet en het is wel erg lekker. De autoweg vermijdend rijden we naar Groningen waar Diny haar bejaarde vriendin Swannie opzoekt. Ik maak intussen een rondje met Filou en lees de krant. Na drie kwartier pikken we haar weer op en gaan naar Bedum om Joke en Otto met een bezoek te vereren. We kunnen daar heerlijk achter het huis in de zon zitten. Cor en Korrie zijn weer eens niet thuis, dus die zien we ook deze keer niet. Dan gaan we maar eens in Uithuizen kijken bij oud-collega Wierenga.
Die avond vinden we een overnachtingsplek op de havenpier van Lauwersoog. Volgens de babbelzieke restauranthouder ter plaatse geven sommige camperisten wel wat overlast doordat ze de schaarse parkeerruimte voor zijn gasten in beslag nemen.
En dan ook nog zijn toiletten gebruiken! Na een diner in zijn restaurant lopen we een rondje over de dijk langs het onstuimige water dat soms opgestuwd door de harde wind over de kruin heen spat en beleven we die avond een prachtige zonsondergang. We zitten in de camper zonder licht aan en kijken over de haven en het water. Bootjes varen af en aan. Een bedrijvige bedoening.
Dondersdag rijden we naar Zevenhuizen om een dagje bij Tom en Trudy door te brengen. Ook Marun komt toevallig thuis en dus zien we haar ook nog even. Voor mij is er even tijd om de plaatselijke kapster op te zoeken die mijn veel te lange haar wil knippen. Ze doet dat graag en de ze is dan ook de helft duurder dan mijn Franse kapper die het voor 10 euro doet. Ze verteld uitgebreid dat ze het huis wil verbouwen. Dat moet ook betaald worden, nietwaar?
Vrijdagmiddag tegen half drie stappen we weer in de camper. Het zuiden roept weer. We rijden over de autoweg door de polders en voorbij Utrecht staan we bij de Meern af naar de provinciale weg. Al slingerend via Montfoort en Gouda komen we uit aan de verkeerde kant van de hollandse IJssel en moeten bij gebrek aan een brug doorrijden tot in Capelle aan de IJssel. Zodoende missen we ook de autoweg en komen aan het klungelen in de buitenwijken van Rotterdam. Het duurt even voor we weer op de goede route zijn naar Vlaardingen Daar is ons laatste bezoek gepland. We willen ook eens kijken bij Jolande en Wim en hun kinders. Jolanda heeft telefonisch een perfecte routebeschrijving gegeven van het laatste stukje zodat we er feilloos komen. Ze hebben achter hun mooie grote huis een parkeerplaats voor ons gereserveerd waar we een rustige nacht kunnen doorbrengen. Ook daar is het gezellig om de avond door te brengen en de volgende morgen hebben de kinderen ook wat te doen met Filou die ik daar bij hun achter de tuindeur heb gedrukt.
Zaterdagmorgen om een uur of 10 is het feest echt voorbij, we nemen de pont bij Maassluis en vertrekken we richting Zeeland.
Daar begint het geklungel direct wegens een omleiding. Nadat we de juiste weg gevonden hebben rijden we over de haringvlietdam Zeeland binnen. Op Goeree Overvlakkee kopen we in Goederee een broodje. Op Schouwen Duiveland kopen we een chineese afhaalmaaltijd die we op de parkeerplaats van een dokterspraktijk opeten en we vinden daar ook de goedkoopste dieselolie van Nederland. Op Walcheren blijkt de veerboot van Vlissingen naar Breskens uit de vaart genomen te zijn en in Zuid Beverland nemen we dus maar de nieuwe 6600 meter lange westerschelde tunnel voor 15 euro. Dat is per meter niet erg duur. Het is een gezeur om richting Gent te komen, we kruisen 3 keer het kanaal Terneuzen-Sas van Gent en alle 3 keer moeten we een poos wachten voor de brug. De bewegwijzering laat te wensen over. Op de rondweg om Gent begint het te regenen en bij het aanzetten van de ruitenwissers verlies ik er bijna één. De bevestigingsbout blijkt losgerammeld te zijn.
We nemen vanaf hier de snelweg naar Lille en over de grens tot Arras. Hier begint de tolweg en die wensen we niet te nemen. We nemen daarentegen de N17 en rijden die avond tot Pontpoin en zien daar op een parkeerplaats aan de Oise een camper staan. Dat kunnen wij ook! Ondanks een feestavond van de plaatselijke Portugezen vereniging is het daar erg rustig.
Die zondagmorgen passeren we Parijs. Het gaat bijna goed, we missen de afslag naar de N20 en komen even aan het dwalen. Het slot van het liedje is dat we dus voor de tolpoort komen te staan van de E10, de autotolweg naar het zuiden. Uit armoede nemen we die dan toch maar en blijven hem volgen tot voorbij Orleans. En daar komt natuurlijk alles wel weer op z'n pootjes terecht en voor we het weten zitten we weer op de goede weg, de N20, die bij Vierzon weer overgaat in een gratis autoweg.
We rijden niet in een stuk door naar huis, maar we overnachten nog een keer in Souillac. Hier vinden we een camperplaats waar al een stuk of 10 anderen een plekje hebben gevonden. Daar kunnen we ook nog wel bij. Die nacht is het daar net zo rustig als bij Lauwersoog. Een stil volkje die camperisten!
En maandagmiddag zijn we weer thuis.
Taïzé 2004
Ga naar Taïzé, maar neem uw hond niet mee.
Toen we laatst terugkwamen van onze reis naar Nederland, kwamen we toevallig langs Taïzé. Taïzé is van oorsprong een communauté opgericht door een Katholiek priester. Ieder jaar komen hier duizenden jongeren en ook wel oudere jongeren van alle Kerkgenootschappen uit de hele wereld om, vooral, te zingen. In kerkelijke kring zijn deze liederen inmiddels wel bekend. Ze worden vele malen herhaald gezongen en hebben vaak mooie melodieën. Ik heb ook al vaak van Taïzé gehoord en zei tegen Dick, "nu we er toch zo dicht bij zijn wil ik ook wel eens zingen in Taizé" Op de grote parkeerplaats van de commune hebben we onze camper neergezet met de bedoeling er te overnachten. Vervolgens met onze hond Filou over het terrein gewandeld. Filou kreeg de volle aandacht, ik weet niet wat het is maar velen vinden hem ontzettend aardig en bijzonder.
Om 20.30 uur begon de avondviering
Vol verwachting wat de dienst mij zou brengen stapte ik de kerk binnen. Dick bleef achter in de camper. De kerk was schemer verlicht en er branden vele kaarsen. Geen stoelen of banken, op een enkele na. Iedereen zat op de grond. Ik ben ook maar ergens gaan zitten met het liedboekje dat aan de ingang lag, in de hand. Om dat er niet gezegd werd welke liederen men die avond zou zingen, vroeg ik me af waarom iedereen zo goed wist wat ze moesten zingen. Tot ik op een moment vanuit mijn ooghoeken een schermpje zag met een getal er op. Ongeveer wat je bij de bakker of de slager wel eens ziet als het druk is in de winkel.
Het zingen in die kerk was een erg fijne belevenis.
Na zo'n anderhalf uur zie ik Dick opeens de kerk inkomen. Hij keek in het rond of hij mij kon vinden. Dat was niet makkelijk in een halfdonkere kerk. Ik ging dus naar hem toe en hij knikte met een streng gezicht, zo van: kom mee. Nog enigszins devoot van het zingen liep ik met hem mee naar buiten. Kortaf zei hij: "we moeten hier weg". Pal voor de kerkdeur stond de camper al klaar. Ik kon zo instappen, maar ik snapte er nog geen bal van. Maar als je meer dan 30 jaar met iemand optrekt dan weet je wanneer je moet zwijgen. Dit was dus zo'n moment. Toen we het dorp uit reden kwam het verhaal.
Dick vertelt verder..............
Nou, Diny was dus weg en ik had een rustige avond alleen in de camper. Na 30 jaar mag dat ook wel eens, nietwaar? Ik had me net een whisky in geschonken en een boek gepakt, toen er bescheiden op de deur werd geklopt en direct daarna Filou aansloeg zoals het een degelijke waakhond betaamt, alleen de volgorde had anders gemoeten.
Aan de deur stond een jongeman die me vroeg of ik van plan was om hier te overnachten en of ik me wel had aangemeld. Mijn antwoord was ja en nee. Of ik dan maar mee wilde komen naar het kantoor. Natuurlijk wilde ik dat, gezagsgetrouw als ik ben. Op het kantoor aangekomen vernam ik dat overnachten op de parkeerplaats eigenlijk niet was toegestaan, maar de jongelui die belast waren met de ontvangst en het wegwijs maken van gasten wilden graag voor ons een uitzondering maken. Ik moest beloven dat ik Filou binnen zou houden. Men was vriendelijk, vrolijk en gastvrij. Er was echter maar één probleem: ik moest even wachten. Monsieur "le patron" , de baas van het spul was gewaarschuwd en zou direct komen. Hij zou uiteindelijk beslissen of het goed was, maar volgens de jongelingen zou dat geen probleem zijn.
Eindelijk na een kwartier wachten kwam het opperhoofd binnen, keek mij aan, keek naar Filou die ik dom genoeg had meegenomen en weigerde ons toe te laten. Ik vroeg hem of hij het redelijk vond om ons 's avond om 10 uur nog de duisternis in te sturen op zoek naar een veilige overnachtingplaats. Hij had er geen boodschap aan. Toen ik wegliep keek ik nog even om naar de jongelui, ik zag ze totaal verbijsterd en hulpeloos hun schouders optrekkend mij na kijken. Ik heb even vriendelijk naar hen geknipoogd, zij hadden hun best gedaan.
Ik was vreselijk boos op die man omdat hij zijn vrijwillige goedwillende medewerkers zo volledig had genegeerd en zonder ruggespraak zijn beslissing had genomen. Zo ga je volgens mij niet met je medewerkers om.
Zo is het gekomen dat ik Diny vriendelijk heb gevraagd met mij mee te gaan.
Na een half uurtje rijden kwamen we in een dorpje langs een parkeerplaats waar al een camper stond. Daar zijn we naast gaan staan en hebben toch nog van een goede nachtrust genoten.
Toen we laatst terugkwamen van onze reis naar Nederland, kwamen we toevallig langs Taïzé. Taïzé is van oorsprong een communauté opgericht door een Katholiek priester. Ieder jaar komen hier duizenden jongeren en ook wel oudere jongeren van alle Kerkgenootschappen uit de hele wereld om, vooral, te zingen. In kerkelijke kring zijn deze liederen inmiddels wel bekend. Ze worden vele malen herhaald gezongen en hebben vaak mooie melodieën. Ik heb ook al vaak van Taïzé gehoord en zei tegen Dick, "nu we er toch zo dicht bij zijn wil ik ook wel eens zingen in Taizé" Op de grote parkeerplaats van de commune hebben we onze camper neergezet met de bedoeling er te overnachten. Vervolgens met onze hond Filou over het terrein gewandeld. Filou kreeg de volle aandacht, ik weet niet wat het is maar velen vinden hem ontzettend aardig en bijzonder.
Om 20.30 uur begon de avondviering
Vol verwachting wat de dienst mij zou brengen stapte ik de kerk binnen. Dick bleef achter in de camper. De kerk was schemer verlicht en er branden vele kaarsen. Geen stoelen of banken, op een enkele na. Iedereen zat op de grond. Ik ben ook maar ergens gaan zitten met het liedboekje dat aan de ingang lag, in de hand. Om dat er niet gezegd werd welke liederen men die avond zou zingen, vroeg ik me af waarom iedereen zo goed wist wat ze moesten zingen. Tot ik op een moment vanuit mijn ooghoeken een schermpje zag met een getal er op. Ongeveer wat je bij de bakker of de slager wel eens ziet als het druk is in de winkel.
Het zingen in die kerk was een erg fijne belevenis.
Na zo'n anderhalf uur zie ik Dick opeens de kerk inkomen. Hij keek in het rond of hij mij kon vinden. Dat was niet makkelijk in een halfdonkere kerk. Ik ging dus naar hem toe en hij knikte met een streng gezicht, zo van: kom mee. Nog enigszins devoot van het zingen liep ik met hem mee naar buiten. Kortaf zei hij: "we moeten hier weg". Pal voor de kerkdeur stond de camper al klaar. Ik kon zo instappen, maar ik snapte er nog geen bal van. Maar als je meer dan 30 jaar met iemand optrekt dan weet je wanneer je moet zwijgen. Dit was dus zo'n moment. Toen we het dorp uit reden kwam het verhaal.
Dick vertelt verder..............
Nou, Diny was dus weg en ik had een rustige avond alleen in de camper. Na 30 jaar mag dat ook wel eens, nietwaar? Ik had me net een whisky in geschonken en een boek gepakt, toen er bescheiden op de deur werd geklopt en direct daarna Filou aansloeg zoals het een degelijke waakhond betaamt, alleen de volgorde had anders gemoeten.
Aan de deur stond een jongeman die me vroeg of ik van plan was om hier te overnachten en of ik me wel had aangemeld. Mijn antwoord was ja en nee. Of ik dan maar mee wilde komen naar het kantoor. Natuurlijk wilde ik dat, gezagsgetrouw als ik ben. Op het kantoor aangekomen vernam ik dat overnachten op de parkeerplaats eigenlijk niet was toegestaan, maar de jongelui die belast waren met de ontvangst en het wegwijs maken van gasten wilden graag voor ons een uitzondering maken. Ik moest beloven dat ik Filou binnen zou houden. Men was vriendelijk, vrolijk en gastvrij. Er was echter maar één probleem: ik moest even wachten. Monsieur "le patron" , de baas van het spul was gewaarschuwd en zou direct komen. Hij zou uiteindelijk beslissen of het goed was, maar volgens de jongelingen zou dat geen probleem zijn.
Eindelijk na een kwartier wachten kwam het opperhoofd binnen, keek mij aan, keek naar Filou die ik dom genoeg had meegenomen en weigerde ons toe te laten. Ik vroeg hem of hij het redelijk vond om ons 's avond om 10 uur nog de duisternis in te sturen op zoek naar een veilige overnachtingplaats. Hij had er geen boodschap aan. Toen ik wegliep keek ik nog even om naar de jongelui, ik zag ze totaal verbijsterd en hulpeloos hun schouders optrekkend mij na kijken. Ik heb even vriendelijk naar hen geknipoogd, zij hadden hun best gedaan.
Ik was vreselijk boos op die man omdat hij zijn vrijwillige goedwillende medewerkers zo volledig had genegeerd en zonder ruggespraak zijn beslissing had genomen. Zo ga je volgens mij niet met je medewerkers om.
Zo is het gekomen dat ik Diny vriendelijk heb gevraagd met mij mee te gaan.
Na een half uurtje rijden kwamen we in een dorpje langs een parkeerplaats waar al een camper stond. Daar zijn we naast gaan staan en hebben toch nog van een goede nachtrust genoten.
Spanje en Portugal. februari 2004
We hebben besloten om maar weer eens een reisje te ondernemen. Het is februari 2004, het is hier niet warm en dus gaan we de zon opzoeken. De tocht moet maar eens naar het zuiden. Daar zijn we nog nooit geweest en er is van alles te ontdekken, want het zuiden is heel groot.
We vertrekken dinsdag 10 februari 2004 om 10 uur uit Esplas. We zijn nog niet in Brie of ik kom tot de ontdekking dat ik de hondenketting vergeten ben, dus maar weer in de achteruit.
Weer thuis zie ik dat ook de poort en werkplaatsdeur nog wagenwijd open staan. Er gaat niets boven een degelijke voorbereiding.
Na deze valse start opnieuw vertrek.
De N20 is druk wegens de vakanties, alles is op weg naar de sneeuw in de bergen. Wij gaan ook door de sneeuwgebieden richting Andorra. Dit is 130 kilometer en duurt 2,5 uur. Alle wegen zijn goed schoon en de zon schijnt volop, dus de koffiestop op een parkeerplaats op de La Pasa een plaatsje net over de grens is een genoegen. Dan dieselolie tanken voor 0,50 cent per liter, Een gunstig belastingklimaat heeft wel wat.
Andorra-stad is heel druk en we rijden er zo vlug mogelijk doorheen. We zijn hier al eens eerder geweest en we hoeven commerciële centrum niet meer te zien. De stad is één grote koopgoot en er hangt geen fijne sfeer.
Bij de Spaanse grens rijden we in de douanefuik en moeten we even stoppen. De achterdeur moet open. “Whisky, sigarettes” is de vraag van de beambte.” Nee, natuurlijk niet”. Even een peinzende blik naar binnen en weg is hij en wij dus ook. Mijn betrouwbare uiterlijk geeft de doorslag.
We rijden Spanje in via de weg richting Lleida, een stad die naar mijn moeder is genoemd. Een mooie weg leidt ons langs een riviertje door een breed en soms heel smal dal. Bij Lleida rijden we met een grote boog om de stad naar Fraga. Het is inmiddels bewolkt, de zon is weg en het wordt vroeg donker. De eerste dag is het altijd wat moeilijk om een vrije overnachtingplaats te vinden, dus gaan we in Fraga kijken bij de camping, een plek ver weg van alles en heel eenzaam gelegen. Dat is ook niet alles, dus gaan we verder.
20 Kilometer verder in Mequinenza is een kleine gemeentecamping aan de doorgaande weg, het is halfzes en bijna donker, dus we stoppen. De poort is open en wij mogen erop, wij zijn wel de enigen. De camping ligt aan een stuwmeer in de rivier de Ebro. De avond is koud en de kachel met de ventilator moet volop aan. We hebben een rustige nacht en de bakker is dicht in de buurt, wat wil je nog meer. Voor Filou is het feest, want de bakkersvrouw komt speciaal voor hem naar buiten met hompen oud brood.
De volgende dag vertrekken we om 9.00 uur. Helaas is er vandaag geen zon en weinig zicht. Het belooft volgens het boek een mooie route te worden door een eenzaam en onherbergzaam gebied. Helaas, zodra we het dorp uitzijn is er een dichte mist en zien we dus weinig van de beloofde mooie omgeving. Dan, na 50 kilometer door de mist is er ineens weer de zon. Het landschap is nog steeds mooi maar niet spectaculair en na Tereuel wordt het zelfs wat saai. Alle wegen waarover we rijden zijn zo goed als nieuw, alle oude kronkelwegen zijn vervangen door goede snelle asfaltbanen. Het gaat hier duidelijk goed, mede dank zij Europese subsidies. Het is nergens druk. Tegen 6 uur een plekje voor de nacht gezocht en gevonden in een dorpje Castillo de Goreimunzo. Daar is bij een kasteelruïne, die opgeknapt wordt en verlicht is, een grote parkeerplaats die helaas ’s avonds ook gebruikt wordt door 5 grote zandauto’s.
Na een moeizaam mistig begin was het de rest van de dag stralend mooi weer. Deze avond hoeft de kachel nog maar een beetje aan.
Donderdagmorgen worden we pas om 8 uur gewekt door de startende vrachtwagens, dat valt dus nog mee. Om 9 uur vervolgen we de N420, een goede doch saaie weg. Na anderhalf uur rijden zijn we bij Consuera, van verre zijn de beroemde 12 molens en de ruïne te zien. Boven op een heuvel in het verder vlakke Spaanse land staan zes typisch Spaanse witte molens. Ooit in het verre verleden hebben ze strijd geleverd met don Quichotte, of was het andersom? Zij staan er nog….
Stoelen buiten en koffie drinken in de warme zon. We nemen een uitgebreide pauze. Na het eten om halfdrie zijn we pas weer vertrokken.
In Ciudad Real wordt een nieuwe route gepland en we rijden over een stuwdam die een prachtig grillig meer gevormd heeft, het lijkt wel een fjord. De hoogvlakte waarover we daarna rijden is werkelijk woest en ledig, heel uitgestrekt en stenig en alleen geschikt voor de schapen. Er woont niemand en op de weg komen we bijna niemand tegen.
De landerijen eerder op de dag waren keurig netjes onderhouden, geploegd en ingezaaid. We zien veel olijfboomgaarden en druiven. Andere bomen staan al volop in de bloei (amandelen?). Het voorjaar is hier duidelijk een stuk vroeger dan boven de Pyreneeën.
Na enig zoeken vinden we ’s avonds een hopelijk rustig parkeerplaatsje bij een sporthal in de kleine stad Castuera.
Hier moeten we maar overnachten. Tegen 8 uur flaneert, loopt en rijdt iedere inwoner van dat stadje door het centrum en de winkelstraten; het is een drukte van jewelste. Het is duidelijk dat hier de avond laat begint en laat eindigt. Franse dorpen zijn ’s avonds altijd uitgestorven, wat een verschil!
En het blijft lang warm voor februari en de kachel hoeft niet aan vanavond.
Na een onrustige nacht, wegens het heel lang te keer gaan van een waakhond bij een naburig restaurant, zijn we zoals gewoonlijk om 9.15 uur vertrokken. Via de op de kaart groen aangegeven route 413 gaan we verder naar het zuiden. Om het moeilijk te maken hebben de Spanjaarden het wegnummer veranderd in ex 103 zodat ik lang niet weet of we goed zitten. Waarom de weg met groen is aangegeven is mij niet duidelijk, hij is wel mooi daar niet van, maar een groen streepje waard, nee.
We rijden door een landbouwgebied, wat wijngaarden en wat olijfgaarden. Dun bevolkt, maar alle grond is tot in de puntjes bewerkt en onderhouden. Geploegd, ingezaaid en kaarsrecht aangeharkt.
Omdat er weinig parkeerplaatsen zijn hebben we op een pad naar een ver weg gelegen boerderij gegeten en anderhalf uur in de zon gezeten. Onderweg zien we tientallen bewoonde ooievaarsnesten boven op de elektriciteitspalen!
Bij Barron gaan we de Portugese grens over en als het stoptijd is om 6 uur zien we bij het plaatsje Sao Domingos een camper aan de overkant van een meer staan. We gaan even kijken en het blijkt een mooi aangelegde parkeerplaats te zijn, uitstekend geschikt voor een overnachting.
We hebben nog even een fietstochtje door het dorp gemaakt. Het blijkt een oude mijnstad te zijn, er is nog een diepe kuil waar één of andere delfstof is uitgegraven en er staan nog overblijfselen van de bij behorende gebouwen. Het blijft voor ons onduidelijk wat er ooit gedolven is. Deze avond blijft het lang warm en de buitendeur staat open tot halfacht.
Zaterdagmorgen eerst wat water getapt uit een kraan bij het openbare toiletgebouw, elke mogelijkheid om water bij te vullen moet je altijd benutten. Later verdwalen we hopeloos in de binnenlanden doordat, wegens de schaal van onze kaart, niet alle weggetjes en dorpjes zijn aangegeven. Ik weet absoluut niet meer waar we zijn en we houden zo goed mogelijk het zuiden aan op het kompas dat altijd op het dashboard ligt.
Het is wel een prachtig eenzaam gebied waar om de paar honderd meter een koppel patrijzen voor de auto langs schieten. Het lijken steeds weer dezelfde vogels te zijn, met de opdracht toeristen te vermaken.
Na een paar uur rijden zien we tijdens een koffiepauze een klein richtingsbord met de tekst Talvira. Na goed kijken en lang zoeken op de kaart blijkt dat een plaats aan de kust te zijn. Op bijna elke volgende kruising staat zo’n bord en zo komen we uiteindelijk op de goede weg en kunnen we richting Ferragudo.
Daar aangekomen willen we familie opzoeken die daar een appartement gehuurd hebben om een paar weken van de zon genieten. Het natuurlijk nog een hele toer om ze te vinden. De mobiele telefoon brengt uitkomst. Wij kunnen niet naar Nederland bellen, dus spelen we het via redder in nood Marcel. Even later worden we teruggebeld en een afspraak bij de plaatselijke Lidl is vlug gemaakt. Ze rijden ons voor naar hun prachtige appartement, waar wij voor de nacht op de parkeerplaats mogen staan.
We lopen samen over de kustrotsen en de hoge kliffen om Filou uit te laten.
’s Avonds eten we een verjaardagsdiner in het nabijgelegen restaurant.
Om te beginnen hebben we de volgende morgen een heel eind gewandeld over de rotsen en langs de kliffen. Het is oppassen geblazen want het is hoog en steil, ook de hond moet in de gaten gehouden worden. Enkele vissers staan op de rand te vissen met hun hengel en tientallen meters snoer. De dobber is volgens mij bijna niet te zien. De brandinggolven van de toch wel rustige oceaan slaan brullend stuk tegen de rotsen. Zo nu en dan zal er vast wel eens iemand naar beneden lazeren.
Even de bij familie langs en dan gaan we samen op weg naar pater Jan B. die een paar maanden in Portugal woont in de buurt van Faro. Een uurtje koffiedrinken bij Jan en dan gaan we weer. “Blijven jullie niet mee-eten vanavond?” Nee, we vervolgen onze tour de Portugal en komen om halfvijf uur aan op het zuidelijkste punt van Portugal bij de vuurtoren van st Vincent.
Bij de kraampjes een hamburger, een kompas en een poncho gekocht. Het is hier overal verboden om te overnachten met een camper en daarom gaan we kijken in Sagres waar we in de vissershaven een plek vinden. Laat in de avond komen er nog enkele trawlers aan de steiger en lossen hun oogst.
Als ik sta te kijken bij een paar hengelvissers op de kade, zie ik in het glasheldere water dat het wemelt van de vis. Nee dank jullie, ik neem geen vis mee naar de camper. Diny ziet me aankomen met die stinkvissen.
Héél vroeg op de maandagmorgen (5 uur?) komen de beroepsvissers op knetterende bromfietsen uit de jaren 60 naar hun boten gereden. Ondanks het lawaai hebben we het toch nog tot 8 uur uitgehouden en na de gebruikelijke camperschoonmaak gaan we op de normale tijd weg. De trawlers zijn ook alweer vertrokken!
Weer terug richting noorden. Het weer is goed en de zon komt na een paar uur ook weer tevoorschijn. Het landschap is ook hier wel aardig, overal groeien veel olijfbomen en kurkeiken. Deze laatsten schijnen elke 9 jaar geschild te kunnen worden om de kurk te oogsten. Overal zie je dan ook blote bomen. Via Evora gereden, volgens een groot bord is dit een werelderfgoed stad, maar het is te druk om een goede parkeerplaats te vinden en daarom moet de stad onze bezichtiging missen en rijden we maar verder.
Om 6 uur vinden we een hopelijk rustige parkeerplaats in het centrum van Montargil. Onderweg hebben we water getapt uit een dorpskraan die bij navraag drinkbaar water schijnt te leveren. De wc pot hebben we noodgedwongen geleegd in het hoge gras achter een kurkeik, dat ziet niemand en dat is maar beter ook, voor hen en voor ons.
Campervoorzieningen zijn in het hele land niet te vinden.
Inderdaad is het een rustig plekje, er start maar 1 vrachtwagen om 8 uur. Brood en geld kunnen direct in de buurt gehaald worden. We rijden weer verder naar het noorden, de globale route is weer uitgezet. De wegbewijzering in de dorpen en steden laat veel te wensen over. Alleen aan de uitgangen van de plaatsen staan borden die verwijzen naar de volgende plaatsen, als je de dorpen binnenkomt moet je de goede richting maar gokken. Op de kaart zien de wegen er altijd aardig uit, soms blijken het uiterst smalle en slechte wegen te zijn.
Zodoende hebben we de route iets gewijzigd om dit soort wegen te vermeiden. Het schiet niet zo op, meer dan 40 km/uur halen we zeker niet. We komen door grote gebieden die vorig jaar totaal verbrand zijn, honderden hectares bos zijn verloren gegaan Men is druk bezig om de stammen weg te halen. Het hout is, gelukkig voor hun, nog wel goed, alleen de buitenschors is weggebrand en zwartgeblakerd. Vrachtwagens rijden af en aan. Het zal een heel karwei worden om alles weer in te planten, als dat al gebeurt.
Later zien we onderweg veel bloeiende mimosa, ze staan hier in het wild. Enkele nieuwe scheuten die als onkruid opschieten worden door mij uitgegraven, meegenomen en twee dagen later ergens anders weer vergeten.
Bij het afsteken van de route over kleine weggetjes loop je het risico in dorpjes te belanden met straten, nauwelijks 1 camper breed. Het gaat echter steeds net goed. Het zoeken naar een slaapplaats levert problemen op, de dorpjes hebben langs de weg geen parkeerplaatsen en de straten naar het centrum zijn te smal voor ons. We lopen 3 keer vast en moeten proberen om te keren om weer weg te komen. In het dorpje Dominquizo zie ik een zijstraatje naar een kerkhof, daar is wel plek. Een dorpeling komt in het Frans vragen of we verdwaald zijn. “nee ik zoek een slaapplek”. “Zet hem dan hier maar neer, dit is zo’n rustig dorp, hier kan niets gebeuren”. Rustiger dan in Frankrijk volgens hem. Nou ja, de grote steden dan. Er zijn teveel arabieren, daar komt het van. Hij houd niet van arabieren, dat is duidelijk.
Rustig dorp, ja ja. Er staat een cafeetje aan het eind van het straatje tegen het kerkhof aan en dat zullen we merken. Om 11 uur komt het volk en begint de muziek. Dit duurt dus voort tot de vroege morgen en om 6.30 uur wordt er buiten achter de camper nog een half uur nagepraat en gedronken met draaiende automotoren en bonkende muziek. Om 3 uur ’s nachts begint er ook nog een hond te blaffen, zeker een uur lang. Er zijn teveel Portugezen, daar komt het van!
Het winkeltje op de hoek is ook nog gesloten wanneer we vertrekken, dus geen vers brood vandaag. We rijden gedeeltelijk door het natuurpark de Serra de Estrela, een prachtig eenzaam gebied waar helaas ook veel is verbrand. Ook zijn er nog veel kale gebieden als gevolg van eerdere branden zodat we zien dat van herplanting nier veel terechtkomt. We volgen constant de N121, de kwaliteit van deze weg varieert van heel smal en heel slecht tot heel breed en glad. Ook het deel door het nationale “parque natural Do Dorou” is indrukwekkend. Uitgestrekte steenwoestijnen afgewisseld met olijfboomgaarden. Onderweg hebben we mandarijnen gekocht van een Portugees boerenechtpaar dat met een paar dozen vol aan de weg stond. Eigen kweek direct van de boom en dat in februari.
Bij Miranda do Dorou de Spaanse grens weer over. Om 6 uur stoppen in het Spaanse dorp Muelas de Pan, een heel raar dorpje, oud en uitgestrekt. Er is net een nieuwe sporthal gebouwd met een grote parkeerplaats voor bussen, dus zal het wel voor sporters uit de wijde omgeving moeten dienen. Na lang zoeken en een paar keer vragen vinden we een bakker die gesloten is. Na nog langer zoeken vinden we ook een piepklein winkeltje waar van alles te koop is, alleen vandaag niet meer.
Donderdagmorgen, het is koud en er was een flinke nachtvorst. Na een rustige nacht op die parkeerplaats gaan we eerst maar eens naar de bakker en de winkel die beiden nog steeds gesloten zijn. Wanneer zouden die hun waar verkopen? Wat een dorp, er zijn alleen maar enkele oude en lelijk kijkende mensen te zien. Het is wel goed bewaakt want we zien 2 keer de plaatselijk politiemacht rondrijden. Ze bekijken ons van afstand, maar vragen niets. (Heb je dat betrouwbare uiterlijk weer)
De hele morgen rijden we over goede wegen door een saaie omgeving. Pas ’s middags na 3 uur rijden wordt het landschap weer wat mooier en de rit daarna over de 113 is schitterend. Een slingerende weg langs een stuwmeer en later langs de bijbehorende rivier. De schapen en koeien lopen midden op de weg. Prachtig gebied, zelf is er nog een tankstation net wanneer die nodig is.
De hele tijd sneeuwt het licht en de lucht is helemaal grijs. Als dat maar goed gaat. Tegen halfzes gaat het over in hagel en zelfs in dikke sneeuwvlokken. We zoeken en vinden vlug in Banos de Rio Tobia een parkeerplaats, een grote zandvlakte waar ’s nachts ook de grote vrachtwagens staan.
De Spar is om de hoek.
De Spar is vrijdagmorgen nog gesloten wanneer we vertrekken, dus weer geen vers brood. We gaan verder naar het noorden en het begint ook weer licht te sneeuwen. In Logrono is het zoeken geblazen naar de goede richting. We willen naar de weg 111 richting Pamplona en we komen uit op de 112 die niet op de kaart staat. Deze leidt naar het noorden dus zal het ook wel goed zijn. En het is goed want na een half uur komen we ineens op de 111.
Omdat het blijkt sneeuwen besluiten we om richting huis te rijden en nemen we bij Pamplona niet de geplande bergweg naar Frankrijk maar de auto tolweg. De sneeuw houdt aan en alles naast de weg wordt wit. De weg blijft gelukkig goed, mede dankzij frequent strooi van pekel, maar we moeten er niet aan denken dat we op een smalle bergweg zouden zitten. Later blijkt dat het vrachtverkeer naar het zuiden Spanje in, dagenlang gestremd is geweest door de hevige sneeuwval.
Ten noorden van de bergen gaat de sneeuw over in regen. De tolweg van Narbonne tot Carbonne kost ons het lieve sommetje van 20 euro. Een tunneltje in Carbonne blijkt toch net iets te laag voor de camper en kost een kapot dakraampje. De vermoeidheid ging ten koste van het inschattingsvermogen. Raar genoeg staat er aan de andere kant wel een hoogtewaarschuwing.
Vermoeid maar voldaan komen we thuis aan.
We vertrekken dinsdag 10 februari 2004 om 10 uur uit Esplas. We zijn nog niet in Brie of ik kom tot de ontdekking dat ik de hondenketting vergeten ben, dus maar weer in de achteruit.
Weer thuis zie ik dat ook de poort en werkplaatsdeur nog wagenwijd open staan. Er gaat niets boven een degelijke voorbereiding.
Na deze valse start opnieuw vertrek.
De N20 is druk wegens de vakanties, alles is op weg naar de sneeuw in de bergen. Wij gaan ook door de sneeuwgebieden richting Andorra. Dit is 130 kilometer en duurt 2,5 uur. Alle wegen zijn goed schoon en de zon schijnt volop, dus de koffiestop op een parkeerplaats op de La Pasa een plaatsje net over de grens is een genoegen. Dan dieselolie tanken voor 0,50 cent per liter, Een gunstig belastingklimaat heeft wel wat.
Andorra-stad is heel druk en we rijden er zo vlug mogelijk doorheen. We zijn hier al eens eerder geweest en we hoeven commerciële centrum niet meer te zien. De stad is één grote koopgoot en er hangt geen fijne sfeer.
Bij de Spaanse grens rijden we in de douanefuik en moeten we even stoppen. De achterdeur moet open. “Whisky, sigarettes” is de vraag van de beambte.” Nee, natuurlijk niet”. Even een peinzende blik naar binnen en weg is hij en wij dus ook. Mijn betrouwbare uiterlijk geeft de doorslag.
We rijden Spanje in via de weg richting Lleida, een stad die naar mijn moeder is genoemd. Een mooie weg leidt ons langs een riviertje door een breed en soms heel smal dal. Bij Lleida rijden we met een grote boog om de stad naar Fraga. Het is inmiddels bewolkt, de zon is weg en het wordt vroeg donker. De eerste dag is het altijd wat moeilijk om een vrije overnachtingplaats te vinden, dus gaan we in Fraga kijken bij de camping, een plek ver weg van alles en heel eenzaam gelegen. Dat is ook niet alles, dus gaan we verder.
20 Kilometer verder in Mequinenza is een kleine gemeentecamping aan de doorgaande weg, het is halfzes en bijna donker, dus we stoppen. De poort is open en wij mogen erop, wij zijn wel de enigen. De camping ligt aan een stuwmeer in de rivier de Ebro. De avond is koud en de kachel met de ventilator moet volop aan. We hebben een rustige nacht en de bakker is dicht in de buurt, wat wil je nog meer. Voor Filou is het feest, want de bakkersvrouw komt speciaal voor hem naar buiten met hompen oud brood.
De volgende dag vertrekken we om 9.00 uur. Helaas is er vandaag geen zon en weinig zicht. Het belooft volgens het boek een mooie route te worden door een eenzaam en onherbergzaam gebied. Helaas, zodra we het dorp uitzijn is er een dichte mist en zien we dus weinig van de beloofde mooie omgeving. Dan, na 50 kilometer door de mist is er ineens weer de zon. Het landschap is nog steeds mooi maar niet spectaculair en na Tereuel wordt het zelfs wat saai. Alle wegen waarover we rijden zijn zo goed als nieuw, alle oude kronkelwegen zijn vervangen door goede snelle asfaltbanen. Het gaat hier duidelijk goed, mede dank zij Europese subsidies. Het is nergens druk. Tegen 6 uur een plekje voor de nacht gezocht en gevonden in een dorpje Castillo de Goreimunzo. Daar is bij een kasteelruïne, die opgeknapt wordt en verlicht is, een grote parkeerplaats die helaas ’s avonds ook gebruikt wordt door 5 grote zandauto’s.
Na een moeizaam mistig begin was het de rest van de dag stralend mooi weer. Deze avond hoeft de kachel nog maar een beetje aan.
Donderdagmorgen worden we pas om 8 uur gewekt door de startende vrachtwagens, dat valt dus nog mee. Om 9 uur vervolgen we de N420, een goede doch saaie weg. Na anderhalf uur rijden zijn we bij Consuera, van verre zijn de beroemde 12 molens en de ruïne te zien. Boven op een heuvel in het verder vlakke Spaanse land staan zes typisch Spaanse witte molens. Ooit in het verre verleden hebben ze strijd geleverd met don Quichotte, of was het andersom? Zij staan er nog….
Stoelen buiten en koffie drinken in de warme zon. We nemen een uitgebreide pauze. Na het eten om halfdrie zijn we pas weer vertrokken.
In Ciudad Real wordt een nieuwe route gepland en we rijden over een stuwdam die een prachtig grillig meer gevormd heeft, het lijkt wel een fjord. De hoogvlakte waarover we daarna rijden is werkelijk woest en ledig, heel uitgestrekt en stenig en alleen geschikt voor de schapen. Er woont niemand en op de weg komen we bijna niemand tegen.
De landerijen eerder op de dag waren keurig netjes onderhouden, geploegd en ingezaaid. We zien veel olijfboomgaarden en druiven. Andere bomen staan al volop in de bloei (amandelen?). Het voorjaar is hier duidelijk een stuk vroeger dan boven de Pyreneeën.
Na enig zoeken vinden we ’s avonds een hopelijk rustig parkeerplaatsje bij een sporthal in de kleine stad Castuera.
Hier moeten we maar overnachten. Tegen 8 uur flaneert, loopt en rijdt iedere inwoner van dat stadje door het centrum en de winkelstraten; het is een drukte van jewelste. Het is duidelijk dat hier de avond laat begint en laat eindigt. Franse dorpen zijn ’s avonds altijd uitgestorven, wat een verschil!
En het blijft lang warm voor februari en de kachel hoeft niet aan vanavond.
Na een onrustige nacht, wegens het heel lang te keer gaan van een waakhond bij een naburig restaurant, zijn we zoals gewoonlijk om 9.15 uur vertrokken. Via de op de kaart groen aangegeven route 413 gaan we verder naar het zuiden. Om het moeilijk te maken hebben de Spanjaarden het wegnummer veranderd in ex 103 zodat ik lang niet weet of we goed zitten. Waarom de weg met groen is aangegeven is mij niet duidelijk, hij is wel mooi daar niet van, maar een groen streepje waard, nee.
We rijden door een landbouwgebied, wat wijngaarden en wat olijfgaarden. Dun bevolkt, maar alle grond is tot in de puntjes bewerkt en onderhouden. Geploegd, ingezaaid en kaarsrecht aangeharkt.
Omdat er weinig parkeerplaatsen zijn hebben we op een pad naar een ver weg gelegen boerderij gegeten en anderhalf uur in de zon gezeten. Onderweg zien we tientallen bewoonde ooievaarsnesten boven op de elektriciteitspalen!
Bij Barron gaan we de Portugese grens over en als het stoptijd is om 6 uur zien we bij het plaatsje Sao Domingos een camper aan de overkant van een meer staan. We gaan even kijken en het blijkt een mooi aangelegde parkeerplaats te zijn, uitstekend geschikt voor een overnachting.
We hebben nog even een fietstochtje door het dorp gemaakt. Het blijkt een oude mijnstad te zijn, er is nog een diepe kuil waar één of andere delfstof is uitgegraven en er staan nog overblijfselen van de bij behorende gebouwen. Het blijft voor ons onduidelijk wat er ooit gedolven is. Deze avond blijft het lang warm en de buitendeur staat open tot halfacht.
Zaterdagmorgen eerst wat water getapt uit een kraan bij het openbare toiletgebouw, elke mogelijkheid om water bij te vullen moet je altijd benutten. Later verdwalen we hopeloos in de binnenlanden doordat, wegens de schaal van onze kaart, niet alle weggetjes en dorpjes zijn aangegeven. Ik weet absoluut niet meer waar we zijn en we houden zo goed mogelijk het zuiden aan op het kompas dat altijd op het dashboard ligt.
Het is wel een prachtig eenzaam gebied waar om de paar honderd meter een koppel patrijzen voor de auto langs schieten. Het lijken steeds weer dezelfde vogels te zijn, met de opdracht toeristen te vermaken.
Na een paar uur rijden zien we tijdens een koffiepauze een klein richtingsbord met de tekst Talvira. Na goed kijken en lang zoeken op de kaart blijkt dat een plaats aan de kust te zijn. Op bijna elke volgende kruising staat zo’n bord en zo komen we uiteindelijk op de goede weg en kunnen we richting Ferragudo.
Daar aangekomen willen we familie opzoeken die daar een appartement gehuurd hebben om een paar weken van de zon genieten. Het natuurlijk nog een hele toer om ze te vinden. De mobiele telefoon brengt uitkomst. Wij kunnen niet naar Nederland bellen, dus spelen we het via redder in nood Marcel. Even later worden we teruggebeld en een afspraak bij de plaatselijke Lidl is vlug gemaakt. Ze rijden ons voor naar hun prachtige appartement, waar wij voor de nacht op de parkeerplaats mogen staan.
We lopen samen over de kustrotsen en de hoge kliffen om Filou uit te laten.
’s Avonds eten we een verjaardagsdiner in het nabijgelegen restaurant.
Om te beginnen hebben we de volgende morgen een heel eind gewandeld over de rotsen en langs de kliffen. Het is oppassen geblazen want het is hoog en steil, ook de hond moet in de gaten gehouden worden. Enkele vissers staan op de rand te vissen met hun hengel en tientallen meters snoer. De dobber is volgens mij bijna niet te zien. De brandinggolven van de toch wel rustige oceaan slaan brullend stuk tegen de rotsen. Zo nu en dan zal er vast wel eens iemand naar beneden lazeren.
Even de bij familie langs en dan gaan we samen op weg naar pater Jan B. die een paar maanden in Portugal woont in de buurt van Faro. Een uurtje koffiedrinken bij Jan en dan gaan we weer. “Blijven jullie niet mee-eten vanavond?” Nee, we vervolgen onze tour de Portugal en komen om halfvijf uur aan op het zuidelijkste punt van Portugal bij de vuurtoren van st Vincent.
Bij de kraampjes een hamburger, een kompas en een poncho gekocht. Het is hier overal verboden om te overnachten met een camper en daarom gaan we kijken in Sagres waar we in de vissershaven een plek vinden. Laat in de avond komen er nog enkele trawlers aan de steiger en lossen hun oogst.
Als ik sta te kijken bij een paar hengelvissers op de kade, zie ik in het glasheldere water dat het wemelt van de vis. Nee dank jullie, ik neem geen vis mee naar de camper. Diny ziet me aankomen met die stinkvissen.
Héél vroeg op de maandagmorgen (5 uur?) komen de beroepsvissers op knetterende bromfietsen uit de jaren 60 naar hun boten gereden. Ondanks het lawaai hebben we het toch nog tot 8 uur uitgehouden en na de gebruikelijke camperschoonmaak gaan we op de normale tijd weg. De trawlers zijn ook alweer vertrokken!
Weer terug richting noorden. Het weer is goed en de zon komt na een paar uur ook weer tevoorschijn. Het landschap is ook hier wel aardig, overal groeien veel olijfbomen en kurkeiken. Deze laatsten schijnen elke 9 jaar geschild te kunnen worden om de kurk te oogsten. Overal zie je dan ook blote bomen. Via Evora gereden, volgens een groot bord is dit een werelderfgoed stad, maar het is te druk om een goede parkeerplaats te vinden en daarom moet de stad onze bezichtiging missen en rijden we maar verder.
Om 6 uur vinden we een hopelijk rustige parkeerplaats in het centrum van Montargil. Onderweg hebben we water getapt uit een dorpskraan die bij navraag drinkbaar water schijnt te leveren. De wc pot hebben we noodgedwongen geleegd in het hoge gras achter een kurkeik, dat ziet niemand en dat is maar beter ook, voor hen en voor ons.
Campervoorzieningen zijn in het hele land niet te vinden.
Inderdaad is het een rustig plekje, er start maar 1 vrachtwagen om 8 uur. Brood en geld kunnen direct in de buurt gehaald worden. We rijden weer verder naar het noorden, de globale route is weer uitgezet. De wegbewijzering in de dorpen en steden laat veel te wensen over. Alleen aan de uitgangen van de plaatsen staan borden die verwijzen naar de volgende plaatsen, als je de dorpen binnenkomt moet je de goede richting maar gokken. Op de kaart zien de wegen er altijd aardig uit, soms blijken het uiterst smalle en slechte wegen te zijn.
Zodoende hebben we de route iets gewijzigd om dit soort wegen te vermeiden. Het schiet niet zo op, meer dan 40 km/uur halen we zeker niet. We komen door grote gebieden die vorig jaar totaal verbrand zijn, honderden hectares bos zijn verloren gegaan Men is druk bezig om de stammen weg te halen. Het hout is, gelukkig voor hun, nog wel goed, alleen de buitenschors is weggebrand en zwartgeblakerd. Vrachtwagens rijden af en aan. Het zal een heel karwei worden om alles weer in te planten, als dat al gebeurt.
Later zien we onderweg veel bloeiende mimosa, ze staan hier in het wild. Enkele nieuwe scheuten die als onkruid opschieten worden door mij uitgegraven, meegenomen en twee dagen later ergens anders weer vergeten.
Bij het afsteken van de route over kleine weggetjes loop je het risico in dorpjes te belanden met straten, nauwelijks 1 camper breed. Het gaat echter steeds net goed. Het zoeken naar een slaapplaats levert problemen op, de dorpjes hebben langs de weg geen parkeerplaatsen en de straten naar het centrum zijn te smal voor ons. We lopen 3 keer vast en moeten proberen om te keren om weer weg te komen. In het dorpje Dominquizo zie ik een zijstraatje naar een kerkhof, daar is wel plek. Een dorpeling komt in het Frans vragen of we verdwaald zijn. “nee ik zoek een slaapplek”. “Zet hem dan hier maar neer, dit is zo’n rustig dorp, hier kan niets gebeuren”. Rustiger dan in Frankrijk volgens hem. Nou ja, de grote steden dan. Er zijn teveel arabieren, daar komt het van. Hij houd niet van arabieren, dat is duidelijk.
Rustig dorp, ja ja. Er staat een cafeetje aan het eind van het straatje tegen het kerkhof aan en dat zullen we merken. Om 11 uur komt het volk en begint de muziek. Dit duurt dus voort tot de vroege morgen en om 6.30 uur wordt er buiten achter de camper nog een half uur nagepraat en gedronken met draaiende automotoren en bonkende muziek. Om 3 uur ’s nachts begint er ook nog een hond te blaffen, zeker een uur lang. Er zijn teveel Portugezen, daar komt het van!
Het winkeltje op de hoek is ook nog gesloten wanneer we vertrekken, dus geen vers brood vandaag. We rijden gedeeltelijk door het natuurpark de Serra de Estrela, een prachtig eenzaam gebied waar helaas ook veel is verbrand. Ook zijn er nog veel kale gebieden als gevolg van eerdere branden zodat we zien dat van herplanting nier veel terechtkomt. We volgen constant de N121, de kwaliteit van deze weg varieert van heel smal en heel slecht tot heel breed en glad. Ook het deel door het nationale “parque natural Do Dorou” is indrukwekkend. Uitgestrekte steenwoestijnen afgewisseld met olijfboomgaarden. Onderweg hebben we mandarijnen gekocht van een Portugees boerenechtpaar dat met een paar dozen vol aan de weg stond. Eigen kweek direct van de boom en dat in februari.
Bij Miranda do Dorou de Spaanse grens weer over. Om 6 uur stoppen in het Spaanse dorp Muelas de Pan, een heel raar dorpje, oud en uitgestrekt. Er is net een nieuwe sporthal gebouwd met een grote parkeerplaats voor bussen, dus zal het wel voor sporters uit de wijde omgeving moeten dienen. Na lang zoeken en een paar keer vragen vinden we een bakker die gesloten is. Na nog langer zoeken vinden we ook een piepklein winkeltje waar van alles te koop is, alleen vandaag niet meer.
Donderdagmorgen, het is koud en er was een flinke nachtvorst. Na een rustige nacht op die parkeerplaats gaan we eerst maar eens naar de bakker en de winkel die beiden nog steeds gesloten zijn. Wanneer zouden die hun waar verkopen? Wat een dorp, er zijn alleen maar enkele oude en lelijk kijkende mensen te zien. Het is wel goed bewaakt want we zien 2 keer de plaatselijk politiemacht rondrijden. Ze bekijken ons van afstand, maar vragen niets. (Heb je dat betrouwbare uiterlijk weer)
De hele morgen rijden we over goede wegen door een saaie omgeving. Pas ’s middags na 3 uur rijden wordt het landschap weer wat mooier en de rit daarna over de 113 is schitterend. Een slingerende weg langs een stuwmeer en later langs de bijbehorende rivier. De schapen en koeien lopen midden op de weg. Prachtig gebied, zelf is er nog een tankstation net wanneer die nodig is.
De hele tijd sneeuwt het licht en de lucht is helemaal grijs. Als dat maar goed gaat. Tegen halfzes gaat het over in hagel en zelfs in dikke sneeuwvlokken. We zoeken en vinden vlug in Banos de Rio Tobia een parkeerplaats, een grote zandvlakte waar ’s nachts ook de grote vrachtwagens staan.
De Spar is om de hoek.
De Spar is vrijdagmorgen nog gesloten wanneer we vertrekken, dus weer geen vers brood. We gaan verder naar het noorden en het begint ook weer licht te sneeuwen. In Logrono is het zoeken geblazen naar de goede richting. We willen naar de weg 111 richting Pamplona en we komen uit op de 112 die niet op de kaart staat. Deze leidt naar het noorden dus zal het ook wel goed zijn. En het is goed want na een half uur komen we ineens op de 111.
Omdat het blijkt sneeuwen besluiten we om richting huis te rijden en nemen we bij Pamplona niet de geplande bergweg naar Frankrijk maar de auto tolweg. De sneeuw houdt aan en alles naast de weg wordt wit. De weg blijft gelukkig goed, mede dankzij frequent strooi van pekel, maar we moeten er niet aan denken dat we op een smalle bergweg zouden zitten. Later blijkt dat het vrachtverkeer naar het zuiden Spanje in, dagenlang gestremd is geweest door de hevige sneeuwval.
Ten noorden van de bergen gaat de sneeuw over in regen. De tolweg van Narbonne tot Carbonne kost ons het lieve sommetje van 20 euro. Een tunneltje in Carbonne blijkt toch net iets te laag voor de camper en kost een kapot dakraampje. De vermoeidheid ging ten koste van het inschattingsvermogen. Raar genoeg staat er aan de andere kant wel een hoogtewaarschuwing.
Vermoeid maar voldaan komen we thuis aan.
Reisje naar les Landes. maart 2003
Zaterdag 22 maart rijden we via het grote bosgebied van het departement Les Landes komen met zonsondergang aan bij de Atlantische kust.
Overnachting in Mimizan plage op een grote parkeerplaats, speciaal voor campers. Ondanks het vroege tijd van het jaar staan er al veel campers. In dit laagseizoen moet er 5 euro in de betaalautomaat.
De stranden zijn nog gesloten door de olievervuiling van de gezonken tanker voor de Spaanse kust. Ze zijn afgesloten met dranghekken.
Zondag rijden we verder naar het noorden en gaan om het bassin d’Arcachon, een bekend watersport en vooral mossel- of kokkelkweek meer.
Overnachting op een camperterrein bij de gemeentewerkplaats van le Huge, dichtbij Racanau Ocean. Het blijkt ’s avonds nog te ver om naar de kust te lopen, we halen het niet. Het is hier wel een prachtig land om te fietsen, vlak, met fietspaden door de bossen.
Maandag gaan we naar het noordelijkste puntje van het schiereiland, Pointe de Grave, daar waar de Gironde in de oceaan stroomt. Onderweg zijn er geen mensen te zien op de stranden die hier wel bereikbaar zijn.
De grote parkeerplaats aan het strand bij Soulac is helemaal voor ons alleen.
Van Pointe de Grave langs de Gironde naar beneden. Hier zien we uitgestrekte wijngaarden.
Hier zijn ook de grote wijnchateaux te vinden die de beroemde Bordeauxwijnen produceren.
Overnachting in Macau op een aangegeven camperplaats bij de brandweerkazerne.
Dinsdag rijden we via Bordeaux en langs de Garonne tot Langon. Daar nemen we de kortste weg weer naar huis.
Na 1000 kilometer rijden zijn we om 18.30 uur weer thuis, alwaar letterlijk geen kip meer te zien is.
Overnachting in Mimizan plage op een grote parkeerplaats, speciaal voor campers. Ondanks het vroege tijd van het jaar staan er al veel campers. In dit laagseizoen moet er 5 euro in de betaalautomaat.
De stranden zijn nog gesloten door de olievervuiling van de gezonken tanker voor de Spaanse kust. Ze zijn afgesloten met dranghekken.
Zondag rijden we verder naar het noorden en gaan om het bassin d’Arcachon, een bekend watersport en vooral mossel- of kokkelkweek meer.
Overnachting op een camperterrein bij de gemeentewerkplaats van le Huge, dichtbij Racanau Ocean. Het blijkt ’s avonds nog te ver om naar de kust te lopen, we halen het niet. Het is hier wel een prachtig land om te fietsen, vlak, met fietspaden door de bossen.
Maandag gaan we naar het noordelijkste puntje van het schiereiland, Pointe de Grave, daar waar de Gironde in de oceaan stroomt. Onderweg zijn er geen mensen te zien op de stranden die hier wel bereikbaar zijn.
De grote parkeerplaats aan het strand bij Soulac is helemaal voor ons alleen.
Van Pointe de Grave langs de Gironde naar beneden. Hier zien we uitgestrekte wijngaarden.
Hier zijn ook de grote wijnchateaux te vinden die de beroemde Bordeauxwijnen produceren.
Overnachting in Macau op een aangegeven camperplaats bij de brandweerkazerne.
Dinsdag rijden we via Bordeaux en langs de Garonne tot Langon. Daar nemen we de kortste weg weer naar huis.
Na 1000 kilometer rijden zijn we om 18.30 uur weer thuis, alwaar letterlijk geen kip meer te zien is.
Abonneren op:
Posts (Atom)